In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres, een Iraanse vrouw, behandeld die een visum voor kort verblijf had aangevraagd om haar zoon in Nederland te bezoeken. De minister van Buitenlandse Zaken had deze aanvraag op 16 september 2022 afgewezen, met als argument dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij zou terugkeren naar Iran en dat het doel van haar verblijf niet duidelijk was. Eiseres had bezwaar aangetekend, maar de minister handhaafde zijn besluit. Tijdens de zitting op 11 september 2023 werd het beroep behandeld, waarbij zowel de referent als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister de hoorplicht heeft geschonden. Eiseres had recht op een hoorzitting, vooral omdat er onduidelijkheden waren over haar economische binding met Iran en het doel van haar verblijf. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de ingediende bewijsstukken en de verzoeken van eiseres om gehoord te worden. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en vernietigt dit. De minister wordt opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij eiseres en haar referent moet horen. Tevens moet de minister het griffierecht en de proceskosten vergoeden aan eiseres.