In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 juni 2023, is het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld omdat hij meende dat de termijn voor een beslissing was verstreken. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de beslistermijn voor asielaanvragen, die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken, met negen maanden is verlengd op basis van het besluit met kenmerk WBV 2022/22. Dit besluit geldt ook voor aanvragen die vóór 1 januari 2023 zijn ingediend.
De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat partijen geen zitting hebben aangevraagd, is het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiser prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet verstreken was op het moment van indienen. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft het beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van V.M. de Waard, griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2023.