ECLI:NL:RBDHA:2023:16976
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake intrekking verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van 21 maart 2023, waarbij zijn verblijfsvergunning was ingetrokken. De rechtbank had op 7 juni 2023 het beroep kennelijk ongegrond verklaard, waarna de opposant verzet heeft ingesteld. De rechtbank heeft het verzet op 21 september 2023 behandeld.
De rechtbank overweegt dat het verzet zich beperkt tot de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. De opposant voerde aan dat het intrekkingsbesluit pas op 8 juli 2022 bekend was gemaakt, omdat het besluit in 2019 niet per aangetekende post was verzonden. De rechtbank oordeelt echter dat het besluit op de juiste wijze bekend is gemaakt, omdat het naar het laatst bekende adres van de opposant is verzonden. De opposant heeft niet kunnen aantonen dat hij het besluit niet heeft ontvangen.
De rechtbank constateert dat de opposant in verzet nieuwe gronden aanvoert, maar ziet hierin geen aanleiding om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De rechtbank bevestigt dat de bekendmaking van het besluit op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden en dat de opposant niet heeft aangetoond dat hij de brief niet heeft ontvangen. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.