In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 1 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris was ingewilligd, maar er was onduidelijkheid over de geboortedatum van eiser. De staatssecretaris had in een eerdere brief gemotiveerd waarom hij uitging van de meerderjarige leeftijd van eiser, maar de rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoont. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de meerderjarige leeftijd van eiser heeft vastgesteld. Eiser had een doopakte overgelegd die zijn minderjarigheid zou aantonen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de registratie van de meerderjarige leeftijd in Italië mocht volgen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat de staatssecretaris in beroep alsnog de motivering heeft gegeven. De rechtbank wijst erop dat de doopakte niet als officieel geboortebewijs kan worden beschouwd en dat eiser niet heeft aangetoond dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen.