ECLI:NL:RBDHA:2023:17183

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
NL23.13949
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op grond van artikel 8 EVRM met betrekking tot gezinsleven

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, een Syrische vrouw, heeft de aanvraag ingediend om bij haar zoon, de heer [referent], in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 december 2018, en het bezwaar hiertegen werd op 5 november 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank had eerder, op 23 maart 2022, geoordeeld dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd dat er geen sprake was van een beschermenswaardig gezinsleven. De staatssecretaris werd opgedragen een nieuw besluit te nemen, maar in het bestreden besluit van 13 april 2023 werd de afwijzing opnieuw gehandhaafd.

De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 behandeld, waarbij de referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een noodzakelijke zorgbehoefte heeft die niet door anderen kan worden vervuld. De staatssecretaris heeft ook terecht de belangenafweging in het nadeel van eiseres laten uitvallen, waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag voor de mvv terecht heeft afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13949

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.W. Beemers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘verblijf als familie of gezinslid op grond van artikel 8 EVRM’. Eiseres wil verblijf bij haar zoon, de heer [referent] , die in deze procedure als referent optreedt. Deze aanvraag is op 4 juli 2018 ten behoeve van haar ingediend.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 14 december 2018 afgewezen. Hierna heeft de staatssecretaris op 5 november 2021 het door eiseres ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
Bij uitspraak van 23 maart 2022 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het door eiseres ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 november 2021 vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen. [1] Op 18 mei 2022 heeft de staatssecretaris een nieuw besluit genomen. Met het besluit van 13 april 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het besluit van 18 mei 2022 ingetrokken en opnieuw het bezwaar tegen het besluit van 14 december 2018 ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor een mvv op grond van artikel 8 van het EVRM voor eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. In de onder 1.2. genoemde uitspraak van 23 maart 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris niet deugdelijk had gemotiveerd dat geen sprake is van beschermenswaardig gezinsleven tussen eiseres en referent en daarom een nieuw besluit moest nemen. In het bestreden besluit stelt de staatssecretaris zich opnieuw op het standpunt dat tussen eiseres en referent geen sprake is van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM en dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt.
5. Tussen partijen zijn de volgende feiten niet in geschil. Eiseres heeft de Syrische nationaliteit. Referent is het enige levende kind van eiseres. Referent is in 2015 uit Syrië gevlucht. Tot die tijd heeft hij samengewoond met zijn moeder. Na zijn huwelijk begin 2015 woonde ook zijn echtgenote bij hem en eiseres in huis. Eiseres zorgde zelf ook voor haar vader, tot zijn overlijden in 2017 of 2018. Eiseres is gescheiden van de vader van referent, die in Finland woont. In verband met de situatie in Syrië is eiseres in 2021 naar Khartoem, Soedan gegaan. Een kennis van referent heeft op zijn verzoek een woning voor eiseres geregeld. Zij woonde daar alleen. De kennis heeft, ook op verzoek van referent, geregeld dat er af en toe een meisje bij eiseres langskwam die schoonmaakte, voor haar kookte en haar kleding waste. Referent betaalt via zijn kennis voor de hulp van het meisje.
5.1.
Eiseres heeft twee medische verklaringen overgelegd waarin staat dat zij broze botten heeft, zuurstofgebrek, aan een ernstige vorm van astma lijdt en dat zij hiervoor wordt behandeld met medicijnen, en dat zij lijdt aan ernstige depressieve aanvallen met suïcidale gedachten. Referent heeft een verklaring overgelegd, waarin staat dat hij sinds 2018 kampt met pijnklachten die erger worden door het gemis van zijn moeder.
5.2.
In beroep heeft eiseres röntgenfoto’s en een medische verklaring van 11 september 2023 overgelegd. De rechtbank kan deze stukken niet meenemen bij de beoordeling van dit beroep omdat de rechtbank zich moet beperken tot de situatie zoals die bestond ten tijde van het nemen van het bestreden besluit.
Is sprake van ‘meer dan de normale emotionele banden’ tussen eiseres en referent?
6. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referent. Eiseres heeft medische klachten waardoor zij hulpbehoevend is. De staatssecretaris heeft ten onrechte niet betrokken dat alle hulp die eiseres nu krijgt (indirect) door referent wordt verzorgd. Dit geldt voor zowel de financiële ondersteuning als het verkrijgen van eerste levensbehoeften en medische hulp. Daarnaast heeft de staatssecretaris ten onrechte geen (zwaarwegend) gewicht toegekend aan het gegeven dat referent en eiseres hebben samengewoond tot het vertrek van referent uit Syrië. Eiseres wijst op de eerdere uitspraak van 23 maart 2022 van deze rechtbank en zittingsplaats waaruit volgt dat ook als de samenwoning tussen haar en referent als ‘normaal’ zou worden beschouwd tegen de achtergrond van culturele Syrische gebruiken, dat niet betekent dat aan die omstandigheid geen (zwaarwegend) belang kan worden toegekend. Gelet hierop levert de herhaling in het bestreden besluit van het eerder ingenomen standpunt dat de samenwoning tussen eiseres en referent aan te merken is als ‘normaal’ een motiveringsgebrek op. Verder voert eiseres aan dat de banden met het land van herkomst niet kunnen worden tegengeworpen, omdat door de veiligheidssituatie in Syrië een risico op artikel 3 van het EVRM wordt aangenomen bij terugkeer. Tot slot wijst eiseres erop dat uit de uitspraak van 23 maart 2022 volgt dat het gegeven dat de medische klachten van referent aantoonbaar verband houden met het gemis van zijn moeder, samen met andere factoren, tot de conclusie zouden kunnen leiden dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Volgens eiseres is onduidelijk hoe de staatssecretaris dit bij de beoordeling van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie heeft meegenomen. Tot slot betoogt eiseres dat de staatssecretaris een onjuist toetsingskader hanteert door te eisen dat voor een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie de banden zo sterk moeten zijn dat als gevolg van een scheiding de betreffende gezinsleden niet in staat zijn zelfstandig te functioneren
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat voor de vaststelling van
family lifeals bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen is vereist dat meer dan de gebruikelijke emotionele banden tussen hen bestaan. Het bestaan van dergelijk familie- of gezinsleven is in essentie een kwestie van feitelijke aard en afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Elementen zoals financiële of materiële afhankelijkheid, de gezondheid van een van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst kunnen bij de beoordeling van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden van belang zijn. Bij de vraag of voormelde banden bestaan, mag volgens rechtspraak van de Afdeling onder meer gewicht worden toegekend aan de vraag of ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg kunnen geven. [2] De staatssecretaris mag zich niet beperken tot de vraag of sprake is van exclusieve afhankelijkheid van het betrokken familielid, en moet beoordelen of ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ bestaan. [3]
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. De staatssecretaris erkent dat eiseres medische klachten heeft, maar stelt terecht dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een noodzakelijk zorgbehoefte. Uit de overgelegde medische documenten en uit de verklaringen van eiseres en referent blijkt namelijk niet welke dagelijkse zorg zij concreet behoeft en waar zij precies hulp en begeleiding bij moet hebben. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres ook niet concreet kunnen maken wat deze zorgbehoefte is, behalve dat ze medicatie nodig heeft en binnenkort een operatie. Bovendien heeft eiseres nog tot 2017 of 2018 voor haar vader gezorgd. Dat wijst niet op een sterke hulpbehoevendheid van eiseres, ook al verleende zij de zorg voor haar vader samen met anderen. Daar komt bij dat eiseres, voor zover nodig, hulp ontvangt van derden. De staatssecretaris heeft betrokken dat deze hulp indirect door referent wordt verzorgd maar terecht geconcludeerd dat hieruit blijkt dat ook anderen de fysieke, feitelijke zorg voor eiseres kunnen dragen. Over de financiële afhankelijkheid stelt de staatssecretaris terecht dat eiseres dit niet aannemelijk heeft gemaakt omdat er enkel twee betalingsbewijzen zijn overgelegd van na de datum van de aanvraag. Hieruit blijkt niet dat al lange tijd sprake is van financiële ondersteuning. Van de financiële ondersteuning via Hawala zijn geen bewijsstukken overgelegd. Bovendien wijst de staatssecretaris er terecht op dat financiële ondersteuning ook op afstand kan worden verleend. Over de samenwoning overweegt de rechtbank dat het standpunt van de staatssecretaris in het bestreden besluit niet enkel een herhaling is van het standpunt in de eerdere besluitvorming. In overeenstemming met de uitspraak van 23 maart 2022 heeft de staatssecretaris de samenwoning betrokken en gemotiveerd waarom hij daar geen zwaarwegend belang aan hecht. De staatssecretaris heeft daarbij van belang kunnen achten dat ten tijde van het samenwonen geen sprake was van medische beperkingen bij eiseres, behalve de allergie. Hij heeft in dat verband dus minder gewicht kunnen hechten aan het samenwonen, omdat niet is gebleken dat dit plaatsvond in een context van afhankelijkheid en behoefte aan zorg. Over de binding met land van herkomst of verblijf stelt de staatssecretaris terecht dat bij de beoordeling van belang is of er een vangnet is waar eiseres een beroep op kan doen. Zoals hierboven overwogen heeft eiseres zowel in Syrië als Soedan de hulp die zij nodig heeft gekregen. Tot slot onderkent de staatssecretaris dat uit de medische klachten van referent blijkt dat sprake is van een sterke band tussen eiseres en referent. De staatssecretaris heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld dat, in samenhang bezien met de andere factoren, hieruit niet blijkt dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De staatssecretaris wijst er in dat verband ook terecht op dat referent in Nederland verblijft met zijn echtgenote en kinderen en ook stelt voor hen te zorgen. Er zijn ook geen andere factoren die wijzen op afhankelijkheid van referent van zijn moeder. Het betoog van eiseres dat de staatssecretaris een onjuist toetsingskader heeft gebruikt, volgt de rechtbank niet. Uit hetgeen hierboven is overwogen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken bij de vraag of er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. De staatssecretaris heeft zich niet beperkt tot de vraag of eiseres en referent zichzelf zelfstandig kunnen handhaven. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Heeft de staatssecretaris de belangenafweging in het nadeel van eiseres mogen laten uitvallen?
7. Eiseres voert aan dat niet deugdelijk is gemotiveerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. Volgens eiseres is sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en dient dat in het voordeel mee te worden gewogen in de belangenafweging. De staatssecretaris weegt ten onrechte in het nadeel mee dat eiseres al sinds 2015 gescheiden leeft van referent, omdat referent al sinds die tijd probeert haar naar Nederland te laten komen. Het lange tijdsverloop is niet aan referent te wijten. Referent zal eiseres bovendien volledig ondersteunen als zij in Nederland is. In beroep heeft referent aangevoerd dat hij sinds kort een baan heeft en verwacht een vast contract te krijgen, maar op de zitting heeft hij toegelicht dat hij niet langer werkzaam is vanwege zijn medische klachten. De leeftijd en de klachten van eiseres zijn onterecht in het nadeel meegewogen. Ook het restrictieve toelatingsbeleid is, gelet op de bijzondere omstandigheden van referent en eiseres, onvoldoende reden om de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder te laten wegen dan de belangen van eiseres om bij referent in Nederland te verblijven. Eiseres is een alleenstaande vrouw die verblijft in een gevaarlijke situatie in een voor haar vreemd land. De staatssecretaris heeft dat onvoldoende gewicht gegeven in de belangenafweging.
7.1.
De rechtbank moet bij een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM beoordelen of de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden bij de afweging heeft betrokken. Verder moet de rechtbank beoordelen of de staatssecretaris in de belangenafweging een ‘fair balance’ heeft gevonden tussen de belangen van enerzijds eiseres en referent om samen het familieleven in Nederland uit te oefenen en anderzijds de belangen van de Nederlandse staat om migratie te reguleren.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken. De staatssecretaris heeft in het voordeel van eiseres meegewogen dat sprake is van een objectieve belemmering, dat geen reden is te verwachten dat eiseres een gevaar zal zijn voor de openbare orde en dat zij beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding. De staatssecretaris heeft groot gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referent. Ook heeft de staatssecretaris zwaar kunnen laten wegen dat referent geen zelfstandige middelen van bestaan heeft en dat de kans groot is dat eiseres gebruik zal maken van de publieke voorzieningen. Verder heeft de staatssecretaris in het nadeel kunnen meewegen dat de wetgever niet heeft voorzien in het toestaan van het verblijf van een meerderjarige ouder bij een meerderjarige kind die geen jongvolwassene is. De staatssecretaris onderkent dat sprake is van moeilijke leefomstandigheden bij de moeder, maar heeft daar in redelijkheid geen doorslaggevend belang aan kunnen hechten. De staatssecretaris heeft op grond van de genoemde omstandigheden een belangenafweging kunnen maken waarbij de staatssecretaris een groter belang heeft kunnen hechten aan het belang van Nederland dan aan het belang van eiseres om het gezinsleven met referent uit te oefenen. De staatssecretaris heeft de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM dan ook niet ten onrechte in het nadeel van eiseres laten uitvallen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag voor een mvv terecht heeft afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.AWB 21/6797 (niet gepubliceerd).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.
3.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van 16 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:758.