In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 26 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat eiser geen volledig onderbouwd ondernemingsplan heeft overgelegd. De staatssecretaris heeft gemotiveerd waarom het overgelegde ondernemingsplan niet volstaat en welke stukken ontbreken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er oud beleid gold waarbij alle aanvragen, ongeacht of ze zijn onderbouwd of niet, werden doorgestuurd naar de minister. De rechtbank komt tot de conclusie dat de werkwijze van de staatssecretaris waarbij een ondernemingsplan volledig onderbouwd moet zijn voordat deze kan worden doorgestuurd naar de minister niet in strijd is met de standstill-bepaling.
Het beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en ontvangt ook geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op 8 november 2023.