ECLI:NL:RBDHA:2023:17215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
NL22.17490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 26 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat eiser geen volledig onderbouwd ondernemingsplan heeft overgelegd. De staatssecretaris heeft gemotiveerd waarom het overgelegde ondernemingsplan niet volstaat en welke stukken ontbreken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er oud beleid gold waarbij alle aanvragen, ongeacht of ze zijn onderbouwd of niet, werden doorgestuurd naar de minister. De rechtbank komt tot de conclusie dat de werkwijze van de staatssecretaris waarbij een ondernemingsplan volledig onderbouwd moet zijn voordat deze kan worden doorgestuurd naar de minister niet in strijd is met de standstill-bepaling.

Het beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en ontvangt ook geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op 8 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17490

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. I. Lohmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 26 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het vereiste van het overleggen van een volledig onderbouwd ondernemingsplan in strijd met de standstill-bepalingen voor Turkse onderdanen?
4. Eiser betoogt allereerst dat de staatssecretaris ten onrechte overweegt dat voor de beoordeling door de minister van Economische Zaken en Klimaat (minister) vereist is dat een volledig onderbouwd ondernemingsplan wordt overgelegd. Onder het oude beleid werden alle aanvragen, ongeacht of deze aanvragen volledig waren onderbouwd, namelijk doorgestuurd naar de minister. Dat dit beleid gold blijkt volgens eiser uit verschillende adviesrapporten. Ter onderbouwing heeft eiser een brief van de directeur Ondernemerschap van het Directoraat-generaal Ondernemen en Innovatie en vier positieve adviezen overgelegd. Het huidige beleid, dat bij een onvolledige aanvraag de aanvraag niet door de staatssecretaris naar de minister wordt gestuurd, is volgens eiser aan te merken als een procedurele beperking in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol bij het Associatieverdrag EEG-Turkije (Aanvullend Protocol), de zogenaamde standstill-bepaling. [1]
Bovendien worden volgens eiser incomplete ondernemingsplannen van niet-Turkse zelfstandigen ook doorgestuurd en is het huidige beleid voor Turkse zelfstandigen zelfs ongunstiger dan het puntensysteem.
Tot slot heeft de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet de door hem behaalde originele diploma’s met de daarbij behorende waardering heeft overgelegd. Eiser stelt namelijk dat een diplomaeis pas recent een eis is geworden en lange tijd niet heeft gegolden voor Turkse onderdanen. Het (her)invoeren van de diplomaeis is dan ook in strijd met de standstill-bepaling, omdat een dergelijke eis het voor aanvragers met de Turkse nationaliteit moeilijker maakt om hun vrijheid van vestiging uit te oefenen. Eiser stelt dan ook dat de staatssecretaris zijn bevoegdheid heeft overschreden door zijn aanvraag inhoudelijk te toetsen.
4.1.
De rechtbank oordeelt ten eerste dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat geen sprake is geweest van een inhoudelijke beoordeling van het ondernemingsplan, omdat de staatssecretaris uitsluitend heeft beoordeeld of de aanvraag voldoende met stukken is onderbouwd. Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat de staatssecretaris in redelijkheid kan verlangen dat een vreemdeling de vereiste stukken overlegt die zijn opgenomen in paragraaf B6/4.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) om te beoordelen of de vreemdeling aan het vereiste van het dienen van een wezenlijk Nederlands belang voldoet. Het overleggen van een volledig onderbouwd ondernemingsplan is namelijk nodig voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van een onderneming en daarom niet in strijd met de standstill-bepaling. [2] Eisers verwijzing naar het arrest Tum en Dari kan daarom ook niet slagen.
Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er oud beleid gold waarbij alle aanvragen, ongeacht of ze zijn onderbouwd of niet, werden doorgestuurd naar de minister. De overgelegde brief en de vier positieve adviezen onderbouwen dit niet. De rechtbank wijst wat betreft de overgelegde brief in dat kader ook op de recente uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2023. [3] Ten aanzien van de door eiser overgelegde positieve adviezen merkt de rechtbank op dat uit het enkel overleggen hiervan niet blijkt dat sprake is van vergelijkbare gevallen. Niet aannemelijk is geworden dat in de aangehaalde zaken sprake was van vergelijkbare ondernemingsplannen of vergelijkbare overgelegde stukken. Nu niet aannemelijk is gemaakt dat het gestelde oude beleid bestond, slaagt het betoog van eiser niet dat het huidige beleid ongunstiger is voor Turkse onderdanen. Dat niet volledige ondernemingsplannen van niet-Turkse zelfstandigen wél worden doorgestuurd, heeft eiser op geen enkele manier onderbouwd.
Verder volgt de rechtbank het betoog van eiser niet dat een diplomaeis een beperking is in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol. Van eiser mag verwacht worden dat hij zijn vakinhoudelijke expertise onderbouwt en concretiseert. Zoals de staatssecretaris ook stelt, kan dit gedaan worden door het overleggen van een diploma, maar ook op andere wijze, zoals bijvoorbeeld het aantonen van werkervaring of het doorgeven van referenties van voormalige dienstbetrekkingen. Dit vereiste is onderdeel van de documentatievereisten van een aanvraag, waarvan de Afdeling heeft geoordeeld dat dat deze niet in strijd zijn met de standstill-bepaling. [4]
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de werkwijze van de staatssecretaris waarbij een ondernemingsplan volledig onderbouwd moet zijn voordat deze kan worden doorgestuurd naar de minister niet in strijd is met de standstill-bepaling. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat de aanvraag onvolledig is ?
5. Eiser betoogt vervolgens dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de aanvraag onvolledig is ingediend, omdat eiser alle relevante en vereiste informatie zoals genoemd in paragraaf B6/4.5 Vc 2000 en Bijlage 8aa van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 heeft overgelegd. De staatssecretaris heeft meerdere onderdelen als ontbrekend aangemerkt, terwijl deze wel in het ondernemingsplan te vinden zijn, zoals de persoonlijke gegevens van de onderneming en de organisatie. Daarnaast merkt eiser op dat het ondernemingsplan en de onderbouwende stukken zijn opgesteld en gecontroleerd door een extern onafhankelijke deskundige, namelijk de Atax Adviesgroep. Het is volgens eiser dan ook onduidelijk hoe de staatssecretaris tot de conclusie kan komen dat het ondernemingsplan onvolledig is, terwijl de staatssecretaris zelf niet deskundig wordt geacht om een oordeel te vormen over het ondernemingsplan.
5.1.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat eiser geen volledig onderbouwd ondernemingsplan heeft overgelegd. De staatssecretaris heeft gemotiveerd waarom het overgelegde ondernemingsplan niet volstaat en welke stukken ontbreken. Hoewel eiser terecht opmerkt dat, anders dan wordt gesteld in het bestreden besluit, de persoonlijke gegevens van eiser en de organisatie wel terug te vinden zijn in het ondernemingsplan, betekent dit niet dat eiser alsnog een volledig onderbouwd ondernemingsplan heeft overgelegd. De staatssecretaris heeft gemotiveerd dat de overgelegde marktanalyse onvoldoende is, omdat eiser bijvoorbeeld alleen aangegeven heeft bij welke leveranciers hij zijn producten wil afnemen, maar geen intentieverklaringen of overeenkomsten heeft overgelegd. Ook is de markt- en doelgroepbeschrijving vrij summier. Eiser wil een onlinesieradenwinkel in Zwolle starten, maar benoemt enkel het aantal sieradenwinkels in Zwolle en dat zijn bedrijf ook een concurrent is van een winkel in Den Haag of Eindhoven. Als doelgroep noemt eiser enkel “iedereen die interesse heeft in een sieraad”. Eiser heeft met de enkele stelling dat het ondernemingsplan wel volledig is het standpunt van de staatssecretaris onvoldoende weerlegd. Daarnaast stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat een ondernemingsplan dat is opgesteld door een deskundige nog niet betekent dat het voldoet aan de genoemde voorwaarden. Zoals overwogen, is het ondernemingsplan ondanks dat het is opgesteld en gecontroleerd door Atax Adviesgroep onvolledig. De beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiser verwijst ter onderbouwing naar de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Tum en Dari waarin het Hof overwoog dat na de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol geen nieuwe beperkingen ingevoerd mogen worden die de vrijheid van vestiging van Turkse onderdanen belemmeren; HvJ EG 20 september 2007, ECLI:EU:C:2007:530 (Tum en Dari
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 19 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2124, ABRvS 23 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1326 en ABRvS 29 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3925.
3.ABRvS 9 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3732.
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 19 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2124, ABRvS 23 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1326 en ABRvS 29 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3925.