ECLI:NL:RBDHA:2023:17296
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.S. Dunant Maurits, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, die is genomen op basis van de Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. De rechtbank heeft op 9 november 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming te beëindigen en dat dit niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023, waarin is geoordeeld dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders, waaronder eiser valt, gerechtvaardigd is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een schending van het vertrouwensbeginsel, noch dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet onevenredig is en dat eiser voldoende mogelijkheden heeft om een reguliere verblijfsvergunning aan te vragen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 november 2023.