ECLI:NL:RBDHA:2023:17368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.33808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot vreemdelingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 11 juli 2023 en eerder getoetst in uitspraken van 8 augustus en 27 oktober 2023. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel rechtmatig is. Eiser heeft verzocht om op zitting gehoord te worden, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er voldoende informatie in het procesdossier aanwezig was om een oordeel te vellen. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris niet verplicht was om een verzwaarde belangenafweging te maken, aangezien de zesmaandentermijn voor de maatregel nog niet was verstreken. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar Nigeria is, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere conclusie rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33808

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. K.E.J. Dohmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 11 juli 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 8 augustus 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 27 oktober 2023. [2]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft na de ontvangst hiervan zijn gronden ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 1 november 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [3]
5. Uit de uitspraak van 27 oktober 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 24 oktober 2023) van de bewaring rechtmatig was.
Geen zitting
6. Hoewel eiser heeft verzocht om op zitting gehoord te worden, heeft de rechtbank aan dat verzoek geen gevolg gegeven. Het horen van de vreemdeling in vervolgberoepen is niet verplicht. Het horen van eiser is in dit geval ook niet nodig. De rechtbank heeft namelijk op basis van de stukken in het procesdossier al voldoende informatie om een oordeel te kunnen geven over het vervolgberoep. Daarbij is van belang dat, buiten het tijdsverloop, geen gewijzigde omstandigheden in de persoonlijke situatie van eiser zijn gebleken.
Had de staatssecretaris een nadere belangenafweging moeten doen?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen enkele belangenafweging maakt in het kader van het voortduren van de maatregel. Eiser betoogt dat in beginsel geldt dat ook reeds na drie maanden aan de belangen van eiser een zwaarder gewicht moet worden toegekend.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat uit paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) volgt dat er een belangenafweging moet worden gemaakt wanneer de totale duur van de maatregel van bewaring, aaneengesloten zes maanden heeft geduurd. Deze belangenafweging moet volgens paragraaf A5/6.8 van de Vc 2000 kenbaar worden gemaakt in het model M120 na zes maanden inbewaringstelling. Nu de zesmaandentermijn ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog niet is verstreken, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris nog niet is gehouden om een verzwaarde belangenafweging te maken. Verder heeft eiser geen (bijzondere) omstandigheden aangevoerd die moeten leiden tot het maken van een verzwaarde belangenafweging vóór het verstrijken van de zesmaandentermijn.
Is het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig?
8. Eiser stelt dat het zicht op uitzetting naar Nigeria ontbreekt, omdat het antwoord van de Nigeriaanse vertegenwoordiging naar aanleiding van de presentatie in persoon op 12 oktober 2023 luidt: ‘onvoldoende informatie om nationaliteit te bevestigen’. Eiser betoogt dat hij naar behoren heeft meegewerkt aan deze presentatie. Desondanks is er geen sprake van feitelijke voortgang. Over de procedure betreffende de Jamaicaanse autoriteiten ontbreekt alle informatie.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar oordeel van de rechtbank is het voortduren van de maatregel rechtmatig. Zoals blijkt uit de voortgangsrapportage van 23 oktober 2023, is eiser niet verschenen bij de presentatie in persoon bij de Nigeriaanse autoriteiten. Dit is bij uitspraak van 27 oktober 2023 [4] ook vastgesteld. De staatssecretaris heeft op 24 oktober 2023 ter zitting aangegeven dat eiser de presentatie zelf heeft gefrustreerd, waardoor de presentatie niet heeft kunnen plaatsvinden. Dit werd door eiser ter zitting niet betwist. De stelling van eiser dat hij voldoende heeft meegewerkt, volgt de rechtbank dan ook niet. De staatssecretaris stelde ter zitting ook dat er nog geen nieuwe datum voor een volgende presentatie is, maar dat hiertoe wel gerappelleerd wordt. De rechtbank ziet in het enkele verstrijken van 8 dagen na het sluiten van het onderzoek in die zaak tot het sluiten van het huidige onderzoek geen reden om tot een ander oordeel te komen over het zicht op uitzetting. Dat de staatssecretaris nog geen handelingen heeft verricht om het vertrek naar Jamaica mogelijk te maken, volgt de rechtbank ook niet. Zoals blijkt uit de voortgangsrapportage is de staatssecretaris vanaf 13 juli 2023 een aanvraag om afgifte van een laissez-passer aan het voorbereiden ten aanzien van Jamaica. Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris tijd gegund mag worden om onderzoek te doen naar de daadwerkelijke nationaliteit van eiser, hetgeen wordt bemoeilijkt door het gedrag van eiser. Daarbij bestaan er nog voldoende aanknopingspunten dat eiser de Nigeriaanse nationaliteit heeft. In de uitspraak van 8 augustus 2023 [5] is namelijk vastgesteld dat eiser, in het kader van zijn asielprocedure, heeft verklaard dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Uit latere verklaringen werd Jamaica genoemd als mogelijk land van herkomst. Naar het oordeel van de rechtbank handelt de staatssecretaris voldoende voortvarend. De staatssecretaris blijft vertrekgesprekken met eiser voeren en het laatste vertrekgesprek heeft op 5 oktober 2023 plaatsgevonden. De staatssecretaris blijft ook rappelleren en heeft op 12 oktober 2023 een laatste rappel gestuurd. Door eiser zijn in het vertrekgesprek geen omstandigheden aangevoerd naar aanleiding waarvan de bewaringsmaatregel niet langer zou kunnen voortduren.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
9. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [6]

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het voortduren van de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 8 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12356.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 27 oktober 2023, zaaksnummer: NL23.32390 (nog niet gepubliceerd).
3.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 27 oktober 2023, zaaksnummer: NL23.32390 (nog niet gepubliceerd).
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 8 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12356.
6.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.