ECLI:NL:RBDHA:2023:17377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL22.20127
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
  • K.H.M.M. Otten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van afhankelijkheidsrelatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij haar referente. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 19 augustus 2021 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 12 september 2022 bevestigd. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 behandeld, waarbij de referente en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente, ondanks de argumenten van eiseres over emotionele en financiële afhankelijkheid. De staatssecretaris heeft de belangenafweging in het nadeel van eiseres mogen laten uitvallen, omdat zij onvoldoende onderbouwd heeft waarom er geen sprake is van een 'fair balance'. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20127

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. S.T.C. Rebergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [naam] (referente).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 19 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 september 2022 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, mr. M.J.A. Rinkes, als waarnemer van de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep van eiseres is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie?
5. Eiseres betoogt dat tussen referente en haar wel sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, gelet op alle omstandigheden in samenhang bezien.
Samenwoning en gezondheid
5.1.
Eiseres voert aan dat de korte periode van samenwonen van haar en referente niet aan hen kan worden toegerekend. Dit heeft de staatssecretaris ook erkend. Daarnaast houdt de staatssecretaris er geen rekening mee dat in de periode dat eiseres alleen heeft gewoond, haar andere dochter voor haar gezorgd heeft. Verder stelt eiseres dat zij medische klachten heeft en daardoor zorg nodig heeft. Dit blijkt ook uit de verklaring van de internist van 29 maart 2022. Op dit moment biedt referente deze zorg op afstand, met tussenkomst van derden. Deze zorg is niet duurzaam, want de derden zijn geen familieleden en kunnen hun hulp ieder moment stoppen. Er is daarnaast geen reëel alternatief voor eiseres voor deze minimaal geboden zorg, omdat zij geen familieleden of sociaal netwerk heeft in Ethiopië en, vanwege haar illegale status, ook geen toegang tot reguliere zorg. Daarnaast is uit de verklaring van de internist gebleken dat eiseres een behandeling nodig heeft en dat deze behandeling niet in Ethiopië beschikbaar is. Het is hierbij volgens eiseres niet relevant dat de noodzakelijke behandeling niet enkel in Nederland beschikbaar is.
5.2.
Niet in geschil is dat de korte periode van samenwoning niet aan eiseres en referente kan worden toegerekend. Maar de staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de korte periode van samenwoning als omstandigheid meespeelt in het oordeel dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid, omdat eiseres en referente feitelijk maar kort hebben samengewoond. Met betrekking tot de gezondheid van eiseres acht de staatssecretaris terecht van belang dat uit de verklaringen niet blijkt dat eiseres in Ethiopië nog verzorgd is door referente of de zus van referente. Daarnaast stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat de zorgbehoefte van eiseres niet aannemelijk is gemaakt, en daarbij komt dat eiseres op dit moment de hulp krijgt die zij nodig heeft en daarmee kan functioneren. Verder is niet aangetoond dat deze zorg in de toekomst niet meer geboden kan worden. Daarnaast acht de staatssecretaris terecht van belang dat referente heeft verklaard dat eiseres helemaal niks zelf kan. Dit past echter niet in het beeld dat eiseres slechts één keer per maand hulp krijgt bij het huishouden. De stelling van eiseres dat zij geen toegang heeft tot de zorg en medicatie, volgt de rechtbank niet. De staatssecretaris stelt zich op de zitting terecht op het standpunt dat uit het feit dat er een brief van een internist is en het feit dat eiseres medicatie krijgt, blijkt dat zorg wel toegankelijk is voor eiseres.
Emotionele en financiële afhankelijkheid
5.3.
Eiseres betoogt dat sprake is van een meer dan gebruikelijke emotionele afhankelijkheid. Hierbij is de bijzondere familiegeschiedenis van eiseres en referente van belang. Door traumatische ervaringen hebben eiseres en referente een zeer sterke band. In dit kader verwijst eiseres naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 27 juli 2023. [1] De strekking van deze uitspraak is volgens eiseres ook van toepassing op haar situatie. Eiseres stelt ook dat sprake is van financiële afhankelijkheid. Referente betaalt namelijk de huur en medicatie voor eiseres. Volgens eiseres is het niet gebruikelijk dat een kind haar ouder financieel ondersteunt. Daarnaast kan het feit dat de financiële steun ook vanuit Nederland kan worden voortgezet, enkel een rol spelen bij de belangenafweging maar doet dit niet af aan de financiële afhankelijkheid.
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat de aangehaalde uitspraak niet op eiseres van toepassing is. De situatie in die uitspraak verschilt namelijk wezenlijk van de situatie van eiseres en referente. Voor zover de strekking van de uitspraak is dat onder bijzondere omstandigheden sprake is van emotionele afhankelijkheid, stelt de staatssecretaris terecht dat hiervan in geval van eiseres geen sprake is. De traumatische ervaringen worden door de staatssecretaris niet betwist, echter acht de staatssecretaris dit terecht onvoldoende om een meer dan gebruikelijke emotionele band aan te nemen. Met betrekking tot de financiële afhankelijkheid stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat de financiële ondersteuning niet is aangetoond en dat het niet ongebruikelijk is dat een kind haar ouder financieel ondersteunt. De staatssecretaris trekt hieruit terecht de conclusie dat geen sprake is van bijzondere afhankelijkheid.
Exclusieve afhankelijkheid en integrale beoordeling
5.5.
Eiseres betoogt dat er te veel waarde wordt gehecht aan de exclusieve afhankelijkheid en wijst daarbij op twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). [2] Ook mag volgens eiseres aan de korte periode van samenwoning geen doorslaggeven gewicht worden toegekend, omdat andere omstandigheden namelijk zwaarder wegen. Er is dus volgens eiseres geen sprake van een integrale beoordeling. Verder heeft de staatssecretaris bij de beoordeling onterecht tegengeworpen aan referente dat zij is doorgereisd naar Turkije nadat zij in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) geen werk kon vinden, in plaats van terug te keren naar Ethiopië. Hierbij heeft de staatssecretaris geen rekening gehouden met de asielachtergrond van eiseres en referente.
5.6.
De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat de exclusieve afhankelijkheid een zwaarwegend element is en daarom ook op deze wijze is meegewogen. De staatssecretaris stelt zich hierover verder terecht op het standpunt dat gelet op de aard van de benodigde hulp van eiseres, die voornamelijk praktisch of medisch is, deze hulp door iemand anders geboden kan worden. Dit is momenteel ook het geval. Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris een integrale beoordeling heeft gedaan. De staatssecretaris heeft op zitting benadrukt dat alle relevante elementen zijn meegewogen en dit blijkt ook uit het bestreden besluit. Hierbij is, anders dan eiseres betoogt, geen doorslaggevend gewicht toegekend aan de korte periode van samenwoning, dit is namelijk als een van de elementen door de staatssecretaris meegewogen in het oordeel dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Ook de andere omstandigheden zijn bij het oordeel van de staatssecretaris meegewogen.
Conclusie
5.7.
Gelet op bovenstaande heeft de staatssecretaris terecht geoordeeld dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente.
Heeft de staatssecretaris de belangenafweging in het nadeel van eiseres kunnen laten uitvallen?
6. Eiseres betoogt dat de belangenafweging van de staatssecretaris niet getuigt van een ‘fair balance’. Er is onvoldoende gewicht toegekend aan de bijzondere individuele omstandigheden. Volgens eiseres had er veel gewicht toe moeten komen aan het bestaan van een objectieve belemmering. Hierbij wijst eiseres op Werkinstructie 2020/16. Verder betoogt eiseres dat geen zwaar gewicht toekomt aan het economisch belang. Referente heeft immers inspanningen verricht om betaald werk te gaan doen en het is aannemelijk dat referente binnen afzienbare tijd een betaalde baan gaat vinden, mede gelet op haar opleidingsniveau. Daarnaast heeft de staatssecretaris volgens eiseres geen waarde gehecht aan het feit dat er geen banden zijn met het land van herkomst en met Ethiopië, omdat eiseres niet kan terugkeren naar Somalië en omdat zij illegaal in Ethiopië verblijft. De banden met Nederland zijn volgens eiseres wel aanwezig, omdat referente in Nederland woont. Tot slot dienen de asielgerelateerde aspecten wel meegenomen te worden bij de belangenafweging, hierbij wijst eiseres op rechtspraak van de Afdeling. [3] Daarnaast rust er op de staatssecretaris een positieve verplichting om eiseres verblijf in Nederland toe te staan, vanwege alle omstandigheden.
6.1.
De staatssecretaris heeft de belangenafweging in het nadeel van eiseres mogen laten uitvallen. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom geen sprake is van een ‘fair balance’. Bij de belangenafweging heeft de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden meegenomen, waarbij de staatssecretaris de objectieve belemmering in het voordeel van eiseres heeft meegewogen. De staatssecretaris heeft de andere elementen in het nadeel van eiseres mogen meewegen, waardoor de belangenafweging in het nadeel van eiseres is uitgevallen. Ten eerste heeft referente geen baan en kan zij op dit moment niet voorzien in haar eigen onderhoud en het onderhoud van eiseres. Er is dus een redelijke kans dat eiseres een beroep zal doen op de algemene kas voor de kosten voor haar medische zorg. Ten tweede heeft de staatssecretaris in het nadeel van eiseres mee mogen wegen dat zij geen bijzondere band heeft met Nederland. Zij spreekt namelijk de taal niet en kent de gebruiken niet. De staatssecretaris heeft ook in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat zij en referente lange tijd geen invulling hebben gegeven aan hun gezinsleven en dat de pogingen dit wel te doen, niet onderbouwd zijn. Het is daarnaast niet gebleken dat eiseres en referente zonder elkaars fysieke aanwezigheid niet kunnen functioneren. Het gezinsleven kan dus ook op afstand worden voortgezet. Hier komt nog bij dat verschillende omstandigheden erop wijzen dat referente de wens had een zelfstandig leven op te bouwen. Referente is gaan studeren en is een relatie aangegaan waarbij trouwplannen zijn gemaakt. Ten vierde heeft de staatssecretaris het feit dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie zwaar in het nadeel van eiseres mee mogen wegen. De asiel-gerelateerde aspecten van eiseres heeft de staatssecretaris terecht niet meegewogen in het kader van artikel 8 van het EVRM, deze omstandigheden spelen namelijk een rol in de asielprocedure. Tot slot heeft eiseres onvoldoende onderbouwd waarom sprake is van een positieve verplichting, deze stelling slaagt daarom niet. Alle omstandigheden zijn namelijk meegewogen bij de belangenafweging en andere bijzondere omstandigheden zijn niet door eiseres aangevoerd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep van eiseres is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Uitspraken van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:345 en 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.
3.Uitspraken van de Afdeling van 18 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO5181 en 7 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:3420.