ECLI:NL:RBDHA:2023:17475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
NL23.22990
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 9 augustus 2023 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft betoogd dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Frankrijk, en dat hij vreest voor refoulement naar Nigeria. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat Frankrijk niet aan zijn verdragsverplichtingen voldoet. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Frankrijk nog steeds van toepassing is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023, samen met de zaak NL23.22991, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de staatssecretaris voor Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat voor Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. [2] Eiser stelt dat hij als Dublinclaimant geen opvang zal krijgen vanwege een gebrek aan opvangplaatsen. Daarnaast dienen Dublinclaimanten zelf naar de aan hen toegewezen prefectuur te reizen om daar een asielaanvraag in te dienen, terwijl deze prefecturen vaak op grote afstand van de luchthavens liggen en er geen vervoer geregeld is. Verder vreest eiser voor (indirect) refoulement op het moment dat hij wordt overgedragen aan Nigeria, waarbij het niet uitmaakt of door Nederland of door Frankrijk wordt overgedragen aan Nigeria.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag de staatssecretaris voor Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] Door de Afdeling is immers recent bevestigd dat ten aanzien van Frankrijk nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [4] Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat dit anders is. Daarin is eiser niet geslaagd. De verwijzing van eiser naar het meest recente AIDA-rapport maakt niet dat dit anders wordt, omdat in de uitspraken van de Afdeling een eerdere jaargang van het AIDA-rapport is betrokken en het AIDA-rapport van mei 2023 (Update 2022) geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Frankrijk dan de in die rechtspraak betrokken jaargang. De staatssecretaris heeft dus gezien de Afdelingsjurisprudentie terecht overwogen dat onvoldoende aanleiding bestaat om op basis van het AIDA-rapport van 2023 te oordelen dat er ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Indien eiser meent dat Frankrijk zich niet houdt aan de verdragsverplichtingen, dan is het aan hem om hierover te klagen bij de (hogere) Franse autoriteiten of het EHRM. Niet is gebleken dat die mogelijkheid voor eiser niet bestaat of dat de Franse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen. Het betoog van eiser dat hij vreest geen adequate asielprocedure in Frankrijk te krijgen, heeft eiser onvoldoende onderbouwd. Daarom kan niet worden gezegd dat eiser onmiddellijk na overdracht zal worden uitgezet naar Nigeria.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de zienswijze is aangevoerd
6. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar hetgeen dat eerder in de zienswijze is aangevoerd niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. Hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Eiser wijst ter onderbouwing naar het AIDA-rapport over Frankrijk over het jaar 2022, gepubliceerd in mei 2023, p. 60-61 en 104.
3.ABRvS 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:816.
4.ABRvS 9 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3737.