ECLI:NL:RBDHA:2023:17532

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
NL23.34230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en risico op onttrekking in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Surinaamse nationaliteit en al sinds 1980 zonder verblijfsvergunning in Nederland, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die op 25 september 2023 was opgelegd. De rechtbank heeft eerder, op 13 oktober 2023, de rechtmatigheid van deze maatregel beoordeeld en vastgesteld dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestond. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij detentieongeschikt is vanwege medische problemen, waaronder artrose en een stoma, en dat hij in aanmerking zou moeten komen voor een lichter middel, zoals een meldplicht.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de eerdere beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring zouden kunnen veranderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt in het kader van de asielaanvraag van eiser en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser zich niet aan de voorwaarden zou houden als hij op straat zou worden gezet. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij detentieongeschikt is, aangezien hij geen medische stukken heeft overgelegd die zijn stellingen onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, met Z.P. de Wilde als griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34230

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Surinaamse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. den Toonder),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 25 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Bij beschikking van 13 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring met ten hoogste drie maanden verlengd. De maatregel van bewaring blijft voortbestaan op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A.M. Karsten, als waarnemer van eisers gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 13 oktober 2023 (in de zaak NL23.30506) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 6 oktober 2023.
Standpunten eiser
3. Eiser stelt dat in zijn geval moet worden volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht. Eiser is [leeftijd] oud en heeft een ingewikkelde medische problematiek. Hij heeft artrose aan zijn heup en onderrug en heeft een stoma. De bewaring verergert zijn symptomen. Eiser verblijft sinds 1980 in Nederland zonder verblijfsvergunning en is een oud-Nederlander. Eiser is inmiddels met een andere advocaat bezig om een aanvraag tot naturalisatie in te dienen. Eiser stelt dat hij bij zijn kinderen die in Amsterdam wonen kan verblijven. Zijn kinderen zijn heel betrokken bij het welzijn en de ontwikkelingen van hun vader. De zoon is meegegaan naar de presentatie van eiser bij de Surinaamse ambassade en zijn kinderen zullen er ook voor zorgen dat eiser zich aan zijn verplichtingen houdt. Er is op dit moment onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat eiser zich niet beschikbaar zal houden voor zijn asielprocedure. Omdat eiser in afwachting is van zijn asielprocedure rust er nu geen vertrekplicht op hem. De belangenafweging had in het voordeel van eiser moeten uitvallen. Tot slot stelt eiser dat hij vanwege zijn medische problematiek detentieongeschikt is. De medische zorgverlening in bewaring is niet gelijkwaardig aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Eiser krijgt niet de juiste medische aandacht en zijn klachten zijn verergerd sinds de inbewaringstelling. Eiser verscheen met een lekkende stoma op het gesprek met een collega van eisers gemachtigde. Verder volgt uit het vertrekgesprek van 25 oktober 2023 dat de staatssecretaris ten onrechte heeft nagelaten om te vragen hoe de medische omstandigheden van eiser zijn.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt voorop dat het opleggen van de maatregel van bewaring aan eiser door deze rechtbank en zittingsplaats reeds eerder is getoetst, zie overweging 2. De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat sprake is van een risico op onttrekken aan het toezicht. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser al 40 jaar illegaal in Nederland verblijft en dat de staatssecretaris er niet op kan vertrouwen dat eiser als hij op straat wordt gezet zal terugkeren naar Suriname. Eiser heeft daartoe in onderhavig beroep geen nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen die maken dat geen sprake meer is van een risico op onttrekking aan het toezicht. De stelling van eiser dat eisers zoon is meegegaan naar de presentatie van eiser bij de ambassade en dat eisers kinderen hem aan zijn verplichtingen willen houden, maakt niet er geen risico op onttrekking meer bestaat als eerder beoordeeld. Ook heeft de rechtbank eerder geoordeeld dat er geen reden was om een lichter middel dan de maatregel van bewaring toe te passen. In dat kader zijn onder andere de stellingen van eiser dat er op hem vanwege zijn asielaanvraag geen vertrekplicht rust, dat hij in een AZC of bij familie kan verblijven met een meldplicht en de medische omstandigheden van eiser meegewogen. Eiser heeft ook in dit kader geen nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen die een ander licht werpen op de beoordeling van de toepassing van een lichter middel.
5. Verder overweegt de rechtbank dat eiser in het onderhavige beroep niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van detentieongeschiktheid. De rechtbank leidt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 april 2019 [1] af dat van detentieongeschiktheid pas sprake is indien vaststaat dat de in detentie beschikbare medische zorg in het geval van de vreemdeling niet toereikend is. Ook kan sprake zijn van detentieongeschiktheid indien is aangetoond dat de vreemdeling niet in staat is de inbewaringstelling op verantwoorde wijze te ondergaan of wanneer zijn psychische omstandigheden in detentie door gebrek aan medische zorg verslechteren. De rechtbank stelt vast dat eiser niet met (medische) stukken zijn medische problematiek heeft onderbouwd, niet heeft onderbouwd dat de zorgverlening in detentie niet voldoet, dat hij de detentie niet op verantwoorde wijze kan ondergaan, of dat zijn gezondheid in detentie is verslechterd. De staatssecretaris heeft ter zitting toegelicht dat niet wordt herkend dat er een tekort is aan medische benodigdheden en dat hier ook geen signalen toe zijn. Indien eiser problemen ondervindt met betrekking tot de verstrekking van medische benodigdheden kan hij dat in het detentiecentrum aankaarten. Het voorgaande maakt ook dat niet is gebleken dat de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien om de belangenafweging gelet op eisers medische situatie in het voordeel van eiser uit te laten vallen.
6. De rechtbank is tot slot van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt in het kader van de asielaanvraag. Sinds het sluiten van het onderzoek op 6 oktober 2023 heeft de staatssecretaris op 10 oktober 2023 een voornemen uitgebracht, op 12 oktober 2023 een rappel gestuurd, op 13 oktober 2023 is de beschikking geslagen en op 25 oktober 2023 is een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Ter zitting is gebleken dat de geplande zitting in eisers asielprocedure op 8 november 2023 geen doorgang vond en is verplaatst naar 23 november 2023.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.