ECLI:NL:RBDHA:2023:17584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1554
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en herziening van Wajong-uitkering in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft eiser, geboren in 1982, een Wajong-uitkering op grond van de Wajong 2015 aangevraagd, nadat eerdere aanvragen waren afgewezen. Het Uwv had in 2019 de uitkering toegekend, maar in 2022 werd het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard, wat leidde tot een heroverweging van de toekenning. Eiser betoogde dat hij recht had op een uitkering op basis van de oude Wajong-regeling, die voor 2010 gold, omdat deze regeling gunstiger zou zijn in geval van werkhervatting. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de aanvraag van eiser correct had opgevat als een verzoek om herziening naar het verleden, maar dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beoordeling rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de weigering van het Uwv om de eerdere beslissing te herzien niet evident onredelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waarmee de toekenning van de Wajong-uitkering op basis van de Wajong 2015 werd gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8225

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. H.S. Huisman),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

In het besluit van 20 juni 2019 (primaire besluit) heeft verweerder aan eiser vanaf
10 april 2019 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) toegekend.
In het besluit van 14 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard, het primaire besluit heroverwogen en bepaald dat eiser al vanaf 14 februari 2019 recht heeft op een Wajong-uitkering.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Daaraan hebben deelgenomen: eiser, de toenmalige gemachtigde van eiser, mr. [naam], en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Met partijen is de afspraak gemaakt dat nader in kaart zou worden gebracht welke gevolgen (beperkte) werkhervatting en het verdienen van een (beperkt) inkomen zou hebben voor de uitkering van eiser, mede gelet op de Wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorzienig jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong (hierna de Harmonisatiewet Wajong-regimes (Wet van 27 mei 2020; Stb. 2020, 173).
Verweerder heeft op 10 mei 2023 schriftelijk gereageerd. Eiser heeft op 22 mei 2023 commentaar geleverd. Tenslotte heeft verweerder op 31 juli 2023 nader gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2023 op een nadere zitting behandeld. Daaraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding

1. Eiser heeft met ingang van 14 februari 2019 een uitkering op grond van de Wajong 2015 toegekend gekregen. Hij bepleit in deze beroepszaak op verschillende gronden dat hij een uitkering op grond van de oude regeling (de Wajong zoals die vóór 2010 gold) had moeten krijgen. Die regeling is volgens hem in een aantal opzichten gunstiger, met name in geval van werkhervatting en daaruit voortvloeiende inkomsten. In de kern hoopt eiser weer aan de slag te kunnen en wil hij niet blijvend worden afgekeurd. Daar gaat deze zaak over.
Voorgeschiedenis
1.1
Eiser, geboren op [geboortedag] 1982 (18e verjaardag: [geboortedag] 2000), was studerende tot
1 september 2007. Op 11 maart 2008 heeft hij een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 1998). Hij had op dat moment last van psychische klachten. In 2016 is bij eiser de diagnose autismespectrumstoornis (ASS) vastgesteld. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder de aanvraag in het besluit van 15 september 2008 afgewezen omdat eiser minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Tegen dit besluit is toen geen bezwaar gemaakt.
1.2
Op 12 mei 2017 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015). Deze aanvraag is bij besluit van 11 juli 2017 afgewezen omdat eiser arbeidsvermogen had en hij daarom niet aan de voorwaarden voldeed voor een uitkering op grond van de Wajong 2015. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is bij besluit van 20 oktober 2017 ongegrond verklaard. Verweerder stelde zich op het standpunt dat de aanvraag van 12 mei 2017 had moeten worden gezien als een herzieningsverzoek. Het bezwaar is vervolgens ongegrond verklaard omdat er geen sprake was van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden om terug te komen van het eerder genomen afwijzende besluit van 15 september 2008. Tegen het besluit van 20 oktober 2017 is door eiser beroep ingesteld. Het beroep is door deze rechtbank bij uitspraak van 6 april 2018 (SGR 17/7997) ongegrond verklaard.
1.3
Wel werd er naar aanleiding van de aanvraag van 12 mei 2017 een Indicatie banenafspraak toegekend omdat eiser begeleiding nodig had en geen drempelfunctie kon uitvoeren.
1.4
Op 16 mei 2018 heeft eiser opnieuw een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Deze herhaalde aanvraag heeft verweerder met het besluit van 1 juni 2018 afgewezen omdat er geen sprake was van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden.
De besluitvorming in deze procedure
2.1
Op 14 februari 2019 heeft eiser andermaal een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering waarna een medisch onderzoek is verricht. De verzekeringsarts J.T. Turenhout kwam in het rapport van 27 mei 2019 tot de conclusie dat eiser op zijn achttiende verjaardag op medische gronden duurzaam geen arbeidsvermogen had. Verweerder heeft vervolgens in het primaire besluit vanaf 10 april 2019 een uitkering op grond van de Wajong 2015 aan eiser toegekend.
2.2
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij was het met name niet eens met de toegepaste wet- en regelgeving. Verweerder heeft de Wajong 2015 (hoofdstuk 1 van de Wet Wajong) toegepast. Eiser wilde echter in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wajong regeling zoals die vóór 2010 gold (hoofdstuk 3 van de Wet Wajong) omdat dit meer re-integratiemogelijkheden biedt. Eiser wijst erop dat in 2016 bij hem een ASS is gediagnostiseerd (syndroom van Asperger) en dat als gevolg daarvan aanvullende beperkingen gelden.
2.3
Hangende het bezwaar van eiser heeft de verzekeringsarts J.T. Turenhout op
12 februari 2021 een aanvullend rapport opgesteld. De arts stelt zich hierin - kort samengevat - op het standpunt dat in het besluit van 15 september 2008 terecht is vastgesteld dat eiser op dat moment minder dan 25% arbeidsongeschikt was en daarom geen recht op een Wajong-uitkering had. De verzekeringsarts stelt zich verder op het standpunt dat eiser in de loop van de tijd door dezelfde oorzaken op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is geworden. Bij de hernieuwde aanvraag op 14 februari 2019 was de wachttijd in ieder geval doorlopen. Echter, de verwachting bestond dat eiser in de loop van de tijd zou leren omgaan met zijn beperkingen en dat hij onder de juiste omstandigheden betaald werk zou kunnen gaan verrichten. Er is dus volgens de verzekeringsarts bij nader inzien geen sprake van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
2.4
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire
besluit ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 9 november 2021 ten grondslag. In dat rapport staat (samengevat) dat er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden zijn die aanleiding moeten geven om te stellen dat de verzekeringsarts die de beoordeling in 2008 deed, tot een andere vaststelling van eisers belastbaarheid had moeten komen. Daarom ziet verweerder geen aanleiding om de (wettelijke) grondslag van de toegekende Wajong-uitkering te herzien.
Standpunt van eiser
3.1
Eiser is het niet eens met het standpunt van verweerder. Hij vindt nog steeds dat hij in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wajong zoals die vóór 2010 gold, in plaats van de Wajong 2015. De motivering van verweerder dat er geen nieuwe feiten
en/of veranderde omstandigheden zijn die een ander licht werpen op de in 2008 vastgestelde
belastbaarheid vindt eiser ondeugdelijk. Eiser heeft desgevraagd aangevoerd dat hij belang heeft bij alsnog toekenning van een Wajong-uitkering op grond van de oude regeling, omdat toepassing van de Wajong 2015 in enkele opzichten nadelig voor hem zou kunnen uitpakken in geval van werkhervatting en inkomsten uit arbeid:
- bij de Wajong 2015 blijft de uitkering alleen voortbestaan in geval van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, terwijl de oude Wajong recht op een uitkering tot aan de pensioengerechtigde leeftijd garandeert indien men ten minste 25% arbeidsongeschikt blijft;
- indien de Wajong-uitkering wordt beëindigd omdat betrokkene 5 jaar het minimumloon heeft verdiend, en er komt vervolgens een verzoek om de uitkering te laten herleven vanwege een verslechterde gezondheid, kon die uitkering in geval van de oude Wajong ook herleven indien er geen sprake was van volledige (en duurzame) arbeidsongeschiktheid;
- de oude regeling bood meer mogelijkheden op het gebied van begeleiding en re-integratie. Eiser stelt hierbij voorop dat hij heel graag weer aan het werk wil, maar daarbij wel het vangnet van de Wajong-uitkering wil behouden.
3.2
Wat de medische kant van de zaak betreft voert eiser aan dat hij vanwege de ASS op psychisch gebied verdergaand beperkt is dan staat beschreven in de FML van
21 augustus 2008. Hij verwijst in dit verband naar de brief van de GZ-psycholoog van
15 mei 2017 en de medische en arbeidskundige beoordeling die in het kader van de indicatie banenafspraak is verricht. Eiser vindt dat hieruit kan worden afgeleid dat er ook beperkingen gelden voor interacties met collega’s. Ook heeft hij begeleiding nodig bij het verrichten van werk. Eiser vindt dat deze beperkingen ten onrechte niet zijn aangenomen bij de beoordeling die eerder in het kader van de (oude) Wajong plaatsvond. Het is namelijk aannemelijk dat hij deze beperkingen ook had ten tijde van zijn zeventiende en achttiende levensjaar. In het kader van de jurisprudentie over duuraanspraken zou dit tot herziening van de eerdere beslissing over de aanvraag voor een Wajong-uitkering voor de toekomst dienen te leiden. Ook meent eiser dat een herziening naar het verleden in de rede ligt, aangezien deze beperking te verklaren is vanuit de nadien vastgestelde ASS.
3.3.
Verder voert eiser aan de verzekeringsarts b&b hem ten onrechte rond het zeventiende en/of achttiende levensjaar niet beperkt acht voor fijnmotorische en repetitieve handelingen. Eiser vindt dat de verzekeringsarts b&b hem hierop had moeten onderzoeken.
De regels die van toepassing zijn
4. Eiser beoogt met zijn beroep toekenning van een Wajong-uitkering met (alsnog) toepassing van de regeling die vóór 2010 gold. Een dergelijke aanvraag moet door het bestuursorgaan na een eerdere afwijzing naar zijn strekking worden beoordeeld. [1] Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), herziening naar het verleden). Ook kan worden beoogd dat een zogeheten “Amber-beoordeling” wordt verricht (toegenomen arbeidsongeschiktheid vanuit dezelfde ziekte/beperking binnen vijf jaar) of dat een herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak).
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder, na eerder een tweetal aanvragen van eiser te hebben afgewezen, aan eiser alsnog met ingang van de aanvraagdatum,
14 februari 2019, een uitkering op grond van de (nieuwe) Wajong 2015 heeft toegekend en dat de toekenningsdatum niet in geschil is. In deze beroepsprocedure is verweerder weliswaar bij nader inzien tot het oordeel gekomen dat de Wajong-uitkering ten onrechte (en dus buitenwettelijk) is toegekend, omdat bij eiser geen sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, maar verweerder heeft aangegeven dat niet op dat besluit zal worden teruggekomen. De aan eiser toegekende Wajong-uitkering blijft dus gehandhaafd. De rechtbank leidt uit de stukken en de behandeling van het beroep op de zittingen af dat eiser (onverminderd) toekenning van een uitkering met toepassing van de (oude) Wajong wenst. Deze regeling gold nog ten tijde van de eerste aanvraag van
11 maart 2008. Deze aanvraag is bij besluit van 15 september 2008 afgewezen. De rechtbank vindt daarom dat verweerder de aanvraag van 14 februari 2019 met juistheid heeft opgevat als een verzoek om herziening naar het verleden.
6.1
In artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt ingediend, de aanvrager daarbij nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden moet vermelden. Als er geen nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden worden vermeld kan de aanvraag op grond van het tweede lid van artikel 4:6 van de Awb meteen worden afgewezen onder verwijzing naar het eerdere afwijzende besluit.
6.2
Onder nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
6.3
De rechtbank stelt met verweerder vast dat de aanvraag van 14 februari 2019 is aan te merken als een verzoek om terug te komen van het besluit van 15 september 2008 waarbij de eerste Wajong-aanvraag is afgewezen. De rechtbank zal daarom beoordelen of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 Awb waaruit volgt dat de medische beoordeling destijds onjuist of onvolledig is geweest, en zo ja, of verweerder daarin aanleiding had moeten vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien. Zo nee, dan dient nog te worden beoordeeld of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is.
6.4
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b in zijn rapport blijk heeft gegeven van een voldoende zorgvuldig onderzoek. Hij heeft dossierstudie verricht en op basis daarvan toereikend gemotiveerd dat geen sprake is van nieuwe feiten en/of gewijzigde omstandigheden waaruit zou volgen dat de eerdere beoordeling onjuist of onvolledig is geweest. Weliswaar heeft de verzekeringsarts b&b geen fysiek spreekuuronderzoek verricht, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek daarom onzorgvuldig te achten. In dit geval had een fysiek onderzoek door de verzekeringsarts b&b geen toegevoegde waarde. De reden hiervan is dat de situatie op het moment van beoordelen niets zegt over de datum hier in geding. Het betrof immers een beoordeling van de arbeidsbeperkingen ten tijde van de eerste aanvraag in 2008. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van de CRvB die hierop van overeenkomstige toepassing is. [2]
6.5
De verzekeringsarts b&b heeft de uitgebreide medische informatie die eiser in bezwaar had overgelegd bestudeerd. Hij heeft in zijn rapport vastgesteld dat uit deze informatie geen nieuwe informatie of omstandigheden volgen die een ander licht werpen op het medische toestandsbeeld van eiser tijdens de beoordeling in 2008. De in 2016 gestelde diagnose ASS geeft geen reden om verdergaande psychische beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts b&b verwijst in dit verband naar het rapport van de collega verzekeringsarts b&b van 29 september 2017. Dit rapport is uitgebracht in de vorige bezwaar- en beroepszaak. Hierin is uitgebreid op de diagnose ASS ingegaan en op de beperkingen die hierop betrekking hebben. Het gaat om dezelfde beperkingen waarmee eiser in 2008 bekend was en die zijn vastgelegd in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML. De verzekeringsarts b&b ziet verder geen aanleiding om eisers stelling dat hij in 2008 als gevolg van de ASS beperkt was ten aanzien van fijne motorische handelingen te volgen. De ingebrachte gegevens geven hiervoor onvoldoende aanleiding.
6.6
Verweerder heeft zich gelet op de hiervoor vermelde onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts b&b terecht op het standpunt gesteld dat aan het verzoek van eiser geen nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd die - waren zij destijds bij de beoordeling in 2008 bekend geweest - zouden hebben geleid tot toekenning van een Wajong-uitkering aan eiser met ingang van zijn 18e verjaardag. De verzekeringsarts b&b heeft inzichtelijke en overtuigend gemotiveerd dat de in 2016 vastgestelde diagnose ASS niet leidt tot een andere inschatting van de belastbaarheid in 2008. Hierop is ook al uitgebreid ingegaan in de vorige bezwaar- en beroepsprocedure waarbij naar voren is gekomen dat de beperkingen die eiser door de diagnose ASS ervaart, vergelijkbaar zijn met de beperkingen die destijds in de FML van 21 augustus 2008 zijn vastgelegd. Verweerder mocht het verzoek van eiser van 14 februari 2019 om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de (oude) Wajong dan ook afwijzen met verwijzing naar zijn eerdere besluit. Voor het oordeel dat de weigering om terug te komen van de eerdere besluitvorming evident onredelijk is, ziet de rechtbank, in het licht van wat eiser in het voorliggende geval heeft aangevoerd, geen aanleiding.
6.7
Voor zover het verzoek als hier aan de orde is gericht op het, buiten de jurisprudentie over duuraanspraken om, met ingang van een latere datum dan die van de eerdere aanvraag verkrijgen van een uitkering, is artikel 4:6 van de Awb niet van toepassing. Het verzoek moet dan worden beoordeeld aan de hand van de op dat moment geldende wet- en regelgeving, in dit geval hoofdstuk 1A van de Wajong 2015. Er bestond daarom voor verweerder geen aanleiding om tot een ander besluit te komen dan het door verweerder genomen begunstigende besluit, waarbij aan eiser vanaf 10 april 2019 een uitkering op grond van de Wajong 2015 is toegekend.
7. Het vorenstaande betekent dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om een Wajong-uitkering toe te kennen met toepassing van de (oude) Wajong zoals die vóór 2010 gold.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 januari 2015 en 12 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2015:1 en ECLI:NL:CRVB:2021:1157.
2.De uitspraak van 7 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1506.