ECLI:NL:RBDHA:2023:17689
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot medische noodsituatie
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om uitstel van vertrek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Guinese nationaliteit, had op 21 april 2022 verzocht om uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 6 september 2022 afgewezen, onder verwijzing naar een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) dat concludeerde dat er geen medische noodsituatie op korte termijn te verwachten was. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.
De rechtbank heeft beoordeeld of de staatssecretaris terecht op het BMA-advies heeft afgegaan. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris een te beperkte invulling hanteerde van het begrip 'medische noodsituatie op korte termijn' en dat er in het verleden crisissituaties zijn geweest die door de crisisdienst zijn opgelost. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het BMA-advies heeft gebaseerd, omdat dit advies zorgvuldig tot stand was gekomen en inzichtelijk was. De rechtbank concludeerde dat er geen actuele dreiging van zelfdoding of ernstige psychische ontregeling was en dat de staatssecretaris de afwijzing van de aanvraag om uitstel van vertrek terecht had gehandhaafd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.