ECLI:NL:RBDHA:2023:17740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
NL23.12250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Filipijnse activiste wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Filipijnse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die sinds 2012 werkzaam is als educatief instructeur voor non-gouvernementele mensenrechtenorganisaties, diende op 18 oktober 2021 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd op 28 maart 2023 afgewezen, omdat de staatssecretaris van mening was dat eiseres geen gegronde vrees voor vervolging had. Eiseres heeft haar beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat haar problemen met de autoriteiten in de Filipijnen verband houden met haar activisme.

De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij persoonlijk in de negatieve belangstelling van de Filipijnse autoriteiten staat. Eiseres heeft legaal het land kunnen verlaten en heeft geen bewijs geleverd dat zij na haar vertrek uit de Filipijnen problemen heeft ondervonden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag ongegrond is verklaard.

De rechtbank wijst het beroep van eiseres af en stelt dat zij geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 oktober 2023 en biedt inzicht in de beoordeling van asielaanvragen in het kader van mensenrechtenactivisme.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.12250
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: C. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag.
2. Eiseres heeft de Filipijnse nationaliteit en is geboren op [1996] . Zij heeft op 18 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 28 maart 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Daartegen heeft eiseres beroep ingesteld.
2.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een briefverweer.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, H. Abdulla als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres mocht afwijzen en dat de staatssecretaris zijn beslissing voldoende heeft gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres was sinds 2012 werkzaam als educatief instructeur voor non-gouvernementele mensenrechtenorganisaties. Tussen 2017 en 2019 maakte zij deel uit van de [organisatie 1]
en de [organisatie 2] . De naam van de organisaties zijn [organisatie 3] en [organisatie 4] . Voor de organisatie [organisatie 5] is zij nog steeds werkzaam. Vanaf 2016 heeft eiseres vanwege haar werkzaamheden problemen ondervonden die zich uitten in bezoeken aan haar familie en doorzoeking van de juridische kantoren waar zij werkte. De directe aanleiding voor haar vertrek waren de toenemende spanningen door een strenger overheidsbeleid tijdens de pandemie. Op 19 oktober 2020 is eiseres voor een jaar naar Nederland vertrokken met een au-pairvergunning. Net voor de afloop van haar vergunning heeft eiseres een asielaanvraag ingediend in Nederland. Zij vreest dat zij gevangen zal worden genomen of ontvoerd en gemarteld zal worden bij terugkeer naar de Filipijnen.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) problemen die zij als gevolg van haar activisme heeft ondervonden;
3) gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade.
7. De staatssecretaris heeft de eerste twee elementen geloofwaardig geacht. De staatssecretaris vindt het echter niet geloofwaardig dat eiseres gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt. De staatssecretaris stelt dat eiseres niet als individu in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Bovendien heeft zij niet direct na aankomst een asielaanvraag heeft ingediend, maar pas toen de au- pairvergunning bijna was verlopen. Volgens de staatssecretaris had van eiseres verwacht mogen worden dat zij meteen asiel aanvroeg, aangezien zij stelt dat haar problemen en haar vrees al aanwezig waren toen zij naar Nederland kwam. Daarom heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Toetsingskader
8. De rechtbank stelt voorop dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de gestelde problemen moet beoordelen. Indien de staatssecretaris tot de conclusie komt dat diverse elementen geloofwaardig zijn, zal de staatssecretaris de aannemelijkheid van de vermoedens van de vreemdeling over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst zal overkomen en de zwaarwegendheid van de aannemelijke risico’s over wat de vreemdeling bij terugkeer zal overkomen moeten beoordelen.1 Niet in geschil is dat eiseres problemen heeft ondervonden als gevolg van haar activisme. In geschil is of eiseres door deze problemen een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt.
Gronden beroep
9. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris miskent dat zij ten tijde van haar vertrek gegronde vrees voor vervolging had. Het enkele feit dat zij met een au-pairvergunning is
1. Dit volgt uit IND-werkinstructie 2014/10.
vertrokken en niet direct een asielaanvraag heeft ingediend, doet aan haar vrees niet af. Eiseres verwijst in dit verband naar haar gedetineerde collega’s die in 2019 zijn gearresteerd. Daarnaast zijn ook na haar vertrek naar Nederland nog collega’s gearresteerd, zodat haar bij terugkeer hetzelfde kan overkomen. Ter onderbouwing heeft eiseres gewezen op informatie van Vluchtelingenwerk Nederland, waaruit blijkt dat politieke activisten en mensenrechtenactivisten in de Filipijnen het slachtoffer worden van arrestaties en detenties.
10. Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiseres heeft verklaard dat zij legaal het land uit heeft kunnen reizen2 en dat zij zich zonder problemen tot de Filipijnse autoriteiten heeft kunnen wenden om haar paspoort op te halen.3 Eiseres verklaart bovendien dat zij nog nooit is gearresteerd en dat er geen opsporingsbevel is gegeven voor haar, voor zover zij weet.4 Daarnaast heeft de staatssecretaris gewezen op de algemene landeninformatie5 waaruit blijkt dat er inderdaad berichten zijn dat mensenrechtenactivisten worden geïntimideerd of gearresteerd, maar dat het niet gaat om een situatie waarbij alle activisten per definitie in de gaten worden gehouden en al dan niet het risico lopen om te worden gearresteerd. Daar komt nog bij dat eiseres pas een jaar na de arrestaties in 2019 naar Nederland is gereisd. Uit de verklaringen van eiseres is niet gebleken dat ze tussen oktober 2019 en haar vertrek problemen heeft gehad met de autoriteiten. De staatssecretaris mocht daarom concluderen dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat eiseres hetzelfde te wachten staat als haar collega’s. Daarbij acht de rechtbank nog van belang dat uit het aanvullend beroepschrift blijkt dat partijen het erover eens zijn dat eiseres sinds zij in Nederland is, niet wordt lastig gevallen door de autoriteiten. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij persoonlijk in de negatieve belangstelling staat van de Filipijnse autoriteiten en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres zal worden vervolgd vanwege haar activisme.
Verder heeft de staatssecretaris mogen overwegen dat het feit dat eiseres niet direct bij binnenkomst in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend, maar daarmee heeft gewacht tot haar vergunning verliep, afdoet aan de aannemelijkheid van de door haar gestelde vrees voor vervolging. Uit de uitspraak waar eiseres naar verwijst volgt dat in die zaak de vrees ontstond op het moment dat er al een vergunning was.6 In dit geval stelt eiseres juist dat haar vrees er al was voordat eiseres de au-pairvergunning kreeg. Zij heeft ervoor gekozen om toen geen asiel aan te vragen, terwijl zij ook wist dat haar au-pairvergunning na een jaar zou aflopen.
11. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gegronde vrees voor vervolging heeft. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Verslag gehoor aanmeldfase, p. 4.
3 Verslag gehoor aanmeldfase, p. 9.
4 Nader gehoor, p. 15.
5 US State Department,
Filipijnen:Countryreport (Countryreports on Human Rights Practices 2021).
6 Rechtbank Den Haag 2 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3718.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Ramcharan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.