ECLI:NL:RBDHA:2023:18044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
NL23.15124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft verzoekster op 22 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, gericht op het uitoefenen van gezinsleven met haar partner. Het primaire besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 30 april 2021, wees deze aanvraag af. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar in het besluit van 24 april 2023 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar ongegrond. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Op 13 september 2023 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, maar verzoekster handhaafde haar beroep, nu het zich richtte tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 4 oktober 2023 behandeld, waarbij verzoekster niet aanwezig was, maar de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft in een andere zaak, NL23.15122, op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de voorlopige voorziening niet meer nodig was. Het verzoek is afgewezen. Verzoekster heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, omdat het indienen van de voorlopige voorziening noodzakelijk was. De staatssecretaris heeft zich niet verzet tegen deze vergoeding. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,-, en ook het griffierecht van € 184,- moet door de staatssecretaris worden vergoed.

Uitspraak

uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.15124
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], V-nummer: [V-nummer] , verzoekster (gemachtigde: mr. E. van Kempen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. J. Vreijsen).

Inleiding en procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 22 juli 2020 een aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het uitoefenen van gezinsleven met [partner] . In het besluit van 30 april 2021 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris deze aanvraag afgewezen.
1.2.
In het besluit van 24 april 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
In het besluit van 13 september 2023 (het intrekkingsbesluit) heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken. Verzoekster heeft hierop meegedeeld dat zij het beroep handhaaft en dat het beroep zich nu richt tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. Verder heeft zij meegedeeld dat de staatssecretaris de proceskosten en het griffierecht in het verzoek om de voorlopige voorziening dient te vergoeden.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL23.15122, op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Verzoekster is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.5.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.15122, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Verzoekster heeft verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten omdat het indienen van de voorlopige voorziening noodzakelijk was en uit het intrekkingsbesluit blijkt dat het ingetrokken bestreden besluit onrechtmatig was. De staatssecretaris heeft ter zitting te kennen gegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om vergoeding van de proceskosten.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt de staatssecretaris daarom in de proceskosten van verzoekster. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een wegingsfactor 1). Ook moet de staatssecretaris het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 837,-;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.