In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Egyptische koptisch christen, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 12 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 25 augustus 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 4 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk. Eiser stelt dat hij in Egypte gediscrimineerd en onderdrukt wordt vanwege zijn geloofsovertuiging en dat hij getuige is geweest van een aanslag op christenen. Hij vreest dat hij bij terugkeer naar Egypte de militaire dienstplicht moet vervullen en dat hij daarbij betrokken kan raken bij oorlogsmisdrijven.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Egypte te vrezen heeft voor ernstige schade op basis van zijn geloofsovertuiging. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat hij zo ernstig is beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij niet kan functioneren in de maatschappij. Bovendien is niet gebleken dat hij bij terugkeer een verhoogd risico loopt ten opzichte van andere koptisch christenen. De rechtbank oordeelt ook dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij de militaire dienstplicht betrokken zal worden bij mensenrechtenschendingen.
De rechtbank wijst het beroep van eiser af en veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is op 1 november 2023 bekendgemaakt.