ECLI:NL:RBDHA:2023:1813

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
NL22.1942
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis op basis van verbroken feitelijke gezinsband

In deze zaak heeft eiser, een meerderjarige met de Turkse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het standpunt dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en zijn referent, zijn vader, verbroken is. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser in zijn eigen levensonderhoud voorziet, wat volgens de geldende richtlijnen betekent dat er geen sprake meer is van een feitelijke gezinsband. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die de rechtbank zouden dwingen om van deze lijn af te wijken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder niet onterecht was en dat er geen sprake is van een schending van de hoorplicht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er zijn geen bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1942

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Q. Bousmaha).

Procesverloop

In het besluit van 26 maart 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel nareis afgewezen.
In het besluit van 18 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 20 december 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 december 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Toksoz, als waarnemer voor zijn gemachtigde. Verder is verschenen [referent] , referent. Als tolk is verschenen A. Kilic. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De achtergrond van het geschil
1. Eiser is geboren op [datum 1] 1994 en heeft de Turkse nationaliteit. Eisers vader, referent, is geboren op [datum 2] 1966 en heeft ook de Turkse nationaliteit. Referent heeft sinds 1 april 2020 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Referent heeft op 23 april 2020 een aanvraag voor een mvv ingediend in het kader van nareis voor zijn zoon (eiser) en dochter. Op 27 november 2020 heeft verweerder laten weten het gezinsleven tussen referent en zijn kinderen te willen onderzoeken. Verweerder heeft de kinderen van referent daarom op 26 januari 2021 gehoord op de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Istanbul.
Verweerders besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser niet aan de voorwaarden voor nareis in de zin van paragraaf C2/4 en B1/3.3.5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) voldoet. Verweerder neemt weliswaar de identiteit van eiser en de familierechtelijke relatie tussen eiser en referent aan, maar neemt niet aan dat eiser en referent nog een feitelijke gezinsband hebben. Eiser was ten tijde van de inreis (peilmoment) van referent in Nederland (26 november 2018) al 24 jaar oud. Eiser behoort als jongvolwassene niet meer tot het gezin van referent omdat er sprake is van een zekere mate van zelfstandigheid. Eiser kan al geruime tijd, vanaf 2018 tot op heden, in Turkije voorzien in zijn eigen levensonderhoud. Hij heeft ook niet aangetoond niet van zijn inkomsten te kunnen rondkomen.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte eisers aanvraag voor een mvv voor het doel nareis heeft afgewezen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de feitelijke gezinsband verbroken is?
4. Het beleid ten aanzien van nareis door meerderjarige kinderen is opgenomen in paragraaf C2/4.1 van de Vc. Hierin staat, onder verwijzing naar paragraaf B7/3.8.1 van de Vc, dat in het geval van meerderjarige kinderen sprake is van gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM [1] als het meerderjarige biologische kind feitelijk behoort tot het gezin.
4.1
Uit paragraaf B7/3.8.1 van de Vc volgt dat verweerder uitsluitend aanneemt dat sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, als het meerderjarige kind:
- jongvolwassen is;
- met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
- niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
- geen zelfstandig gezin heeft gevormd.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en referent is verbroken omdat eiser in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien. Eiser heeft tijdens het interview op de ambassade verklaard dat hij in de eerste zes maanden van het jaar 2020 vier maanden werkzaam is geweest als advocaat en dat hij 45 uur per week werkte. Volgens de informatie die eiser op social media plaatste werkte hij al vanaf juli 2018 als advocaat. Eiser is in 2018 afgestudeerd. De rechtbank stelt daarmee vast dat eiser geen bijbaan maar een fulltimebaan had. Ook heeft eiser verklaard dat hij 2900 Turkse Lira verdiende en dat dit iets meer dan het minimumloon in Turkije bedraagt. Verweerder heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat eiser een deel van zijn inkomen besteedde aan boodschappen voor het ouderlijke huis en het overige deel spaarde. Het is aan eiser om zijn stelling dat hij niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien, te onderbouwen met stukken. Eiser is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd.
4.3
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat een verbroken feitelijke gezinsband niet meer kan worden hersteld. [2] Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de rechtbank gehouden zou zijn om van deze lijn af te wijken.
4.4
Gelet op het vorenstaande behoeft eisers stelling dat de gezinsband en onderlinge afhankelijkheid versterkt zouden zijn door eisers psychische klachten als gevolg van het achterblijven in Turkije en de moeilijke positie in de Turkse maatschappij als Gülenist geen bespreking. Deze omstandigheden kunnen niet worden betrokken in de beoordeling of de feitelijke gezinsband verbroken is.
Had verweerder aanleiding moeten zien om vanwege bijzondere omstandigheden eiser alsnog een mvv te verlenen?
5. De rechtbank ziet in de door eiser aangevoerde omstandigheden niet dusdanig bijzondere of schrijnende omstandigheden om te oordelen dat moet worden afgeweken van verweerders beleid in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ook is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van onevenredige hardheid. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op het door eiser overgelegde medische rapport en het ambtsbericht van Turkije.
Is de afwijzing in strijd met artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn [3] ?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen oordelen dat geen sprake meer is van een feitelijke gezinsband. Dit betekent dat er geen sprake is van gezinsleven waardoor artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn niet van toepassing is. Eisers stelling dat verweerder in strijd met artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn niet gemotiveerd heeft op welke wijze in dit individuele geval rekening is gehouden met de aard en hechtheid van de gezinsband en met de duur van het verblijf in de lidstaat, alsmede het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met het land van herkomst, gaat om deze reden al niet op.
Heeft verweerder de hoorplicht geschonden?
7. De rechtbank volgt eiser en referent niet in hun standpunt dat er sprake is van een schending van de hoorplicht. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. De rechtbank is van oordeel dat eiser niets heeft aangevoerd in bezwaar dat afdoet aan de feiten waarop verweerder zijn conclusie van het verbreken van de feitelijke gezinsband heeft gebaseerd. Daarom was er geen twijfel over de conclusie dat het bezwaar van eiser (kennelijk) ongegrond was, waardoor verweerder met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen heeft kunnen afzien.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3067.
3.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.