ECLI:NL:RBDHA:2023:1819

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
NL22.3140 en NL23.2643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering en vrijheidsontnemende maatregel in het bestuursrecht met betrekking tot een Congolese asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de toegangsweigering en de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een Congolese asielzoeker. De eiser, die op 15 november 2022 Nederland is ingereisd, heeft op 17 november 2022 een asielaanvraag ingediend. Op 26 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de toegang tot Nederland geweigerd en een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen op 6 februari 2023 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de toegangsweigering rechtmatig was, omdat de eiser een vals visum had en niet in het bezit was van de benodigde documenten voor grensoverschrijding. De rechtbank concludeerde dat er voldoende zicht op uitzetting was, omdat niet was gebleken dat de eiser de nationaliteit had van een staat waarvoor een vertrekmoratorium geldt. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. J.L. Roubos, in aanwezigheid van griffier mr. R. Pronk, en is openbaar gemaakt op 10 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.3140 (toegangsweigering) en NL23.2643 (vrijheidsontnemende maatregel)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van den Hoek).

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2023 (bestreden besluit 1) is aan eiser op grond van artikel 14, gelezen in samenhang met artikel 6 van Verordening (EU) nr. 2016/399 (Schengengrenscode) de toegang geweigerd en bij besluit van diezelfde datum (bestreden besluit 2) is aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, juncto zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Op grond van artikel 94, tweede lid, van de Vw wordt, indien aan de vreemdeling een besluit tot weigering van toegang tot Nederland is uitgereikt, het beroep geacht mede een beroep tegen dit besluit te omvatten. De rechtbank heeft hiervoor zaaknummer NL22.3140 aangemaakt.
De rechtbank heeft de beroepen op 6 februari 2023 op zitting gevoegd behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.J.M. Moure. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is Burger van de Democratische Republiek Congo (hierna: Congo) en is geboren op [datum] 1986. Eiser is op 15 november 2022 Nederland ingereisd en heeft op 17 november 2022 een asielaanvraag ingediend. Diezelfde dag heeft verweerder eiser een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd en de toegangsweigering uitgesteld. Bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats Amsterdam van 24 januari 2023 [1] is het asielberoep van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft hierna op 26 januari 2023 de bestreden besluiten opgelegd.

Over bestreden besluit 1 (toegangsweigering)

2. Met het formulier ‘Model M17A’ heeft verweerder eiser op 26 januari 2023 de toegang geweigerd. Daarin heeft verweerder opgenomen dat de gronden genoemd in het ‘Model M18A’ van 17 november 2022 (de uitgestelde toegangsweigering) hier als herhaald en ingelast worden beschouwd en onverkort van toepassing zijn. In de M18A van 17 november 2022 staat dat de toegang tot Nederland in verband met zijn asielaanvraag wordt uitgesteld, onder verwijzing naar artikel 3 vierde lid, van de Vw omdat eiser:
- niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding en/of in het bezit is van een document voor grensoverschrijding waarin het benodigde visum ontbreekt;
- niet beschikt over voldoende middelen om te voorzien zowel in de kosten van verblijf in Nederland als in die van zijn reis naar een plaats buiten Nederland waar zijn toegang gewaarborgd is.
2.1
Eiser voert aan dat het formulier ‘Model M17A’ een onvoldoende motivering is voor de toegangsweigering. Het M18A-formulier dat verweerder als herhaald en ingelast beschouwt, bevindt zich niet in het dossier met zaaknummer NL22.3140 dat de rechtbank heeft aangemaakt.
2.2
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals ook uit het procesverloop blijkt, heeft de rechtbank in verband met artikel 94, tweede lid, van de Vw op 1 februari 2023 een extra zaaknummer aangemaakt omdat het beroep zich ook richt tegen de toegangsweigering. Verweerder heeft in dit dossier stukken geüpload. Verweerder heeft dit ook gedaan in het beroep met zaaknummer NL23.2643, waarin op 2 februari 2023 het M18A-formulier is geüpload.
De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde van eiser, nu hij tijdig in het bezit is gesteld van de dossierstukken in de samenhangende en gevoegd behandelde beroepen, geacht wordt kennis te hebben kunnen nemen van de stukken die in beide dossiers zitten, waaronder het M18A-fomulier. Dat de toegangsweigering van 26 januari 2023 niet goed gemotiveerd is, volgt de rechtbank daarom niet.
2.3
De rechtbank is van oordeel dat de toegangsweigering rechtmatig is opgelegd. Uit het M18A-formulier blijkt dat eiser niet in het bezit is van een document voor grensoverschrijding waarin het benodigd visum ontbreekt. Eiser heeft bovendien niet bestreden dat er sprake is van een vals visum en dat hij onvoldoende middelen van bestaan heeft.
Over bestreden besluit 2 (vrijheidsontnemende maatregel)
3. In het besluit heeft verweerder overwogen dat er een risico op onderduiken bestaat. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
(3g) in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten;
(3i) heeft te kennen gegeven dat hij/zij geen gevolg zal geven aan zijn/haar verplichting tot terugkeer;
(3j) aan de grens te kennen heeft gegeven een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 Vw te willen indienen, en zijn aanvraag met toepassing van de grensprocedure niet in behandeling is genomen, niet-ontvankelijk is verklaard of is afgewezen als kennelijk ongegrond;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
(4c) geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en
(4d) niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3.1
De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft ingediend tegen de bovengenoemde zware en lichte gronden die in de vrijheidsontnemende maatregel zijn tegengeworpen. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting in de vrijheidsontnemende maatregel ondeugdelijk is gemotiveerd en niet voldoet aan eisen die het arrest Mahdi [2] stelt.
In de maatregel is het volgende opgenomen:
“Het zicht op uitzetting is aanwezig omdat:
(X) er onduidelijkheid bestaat dan wel sprake is van twijfel aangaande de gestelde identiteit en nationaliteit van de vreemdeling, zodat nader onderzoek dient plaats te vinden;
(X) de vreemdeling door het ontbreken van identiteitspapieren niet kan aantonen dat hij valt onder de werking van een besluit/vertrekmoratorium;
(X) in het kader van de asielprocedure een beoordeling zal plaatsvinden van de gestelde identiteit en nationaliteit van de vreemdeling, alsmede in voorkomende gevallen eventuele
vestigingsmogelijkheden buiten het land van herkomst.”
Bovengenoemde aankruisingen zijn volgens eiser feitelijk onjuist. Het paspoort zelf is door de Falsificaten Schiphol Desk echt bevonden (zie aanvullend proces-verbaal van gehoor van 21 november 2022). Alleen het Belgische Schengenvisum is vals bevonden. Ook verweerder gaat er in het voornemen, de asielbeschikking en de toegangsweigering van uit dat eiser de Congolese nationaliteit heeft. Eiser heeft ook nooit anders verklaard. Er bestaat dus ook geen onduidelijkheid over zijn gestelde identiteit en nationaliteit en uit het dossier blijkt niet dat verweerder daar enig onderzoek naar doet (eerste grond). Dat eiser niet zou kunnen aantonen dat hij valt onder de werking van een besluit- of vertrekmoratorium (tweede grond) betekent nog niet dat er zicht op uitzetting is. Nu zijn identiteit en nationaliteit duidelijk zijn, is verweerder in staat om te bepalen of eiser al dan niet valt onder een vertrekmoratorium. Ook de derde grond is niet juist omdat er geen beoordeling van zijn identiteit of nationaliteit meer plaats hoeft te vinden nu de asielprocedure is afgerond. Eventuele vestigingsmogelijkheden elders zijn in het licht van het terugkeerbesluit, waarin Congo vermeld staat als terugkeerbestemming, niet relevant. Het voornemen vermeldt ook niets over zicht op uitzetting.
3.2
De rechtbank stelt vast dat uit het aanvullend proces-verbaal van 21 november 2022, ter aanvulling op het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel, blijkt dat het volgende juist is:
“(X) Genoemd document zelf is door de Falsificaten Schiphol Desk goed
bevonden, echter is voorzien van valse toevoegingen.
-Het document behoort toe aan de vreemdeling.
-Identiteitsgegevens uit dit document zijn gebruikt.
-Een proces-verbaal van bevindingen en inbeslagname van genoemd document door Falsificaten Schiphol Desk is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd, danwel, word zo spoedig mogelijk nagezonden.
Het ging namelijk om een goed bevonden paspoort met daarin een vals Schengen visum.”
3.3
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aankruisingen juist zijn. Niet gebleken is dat er ten tijde van de oplegging van de maatregel geen sprake was van zicht op uitzetting. Eiser stelt dat zijn identiteit en nationaliteit vaststaan, maar zijn paspoort bevat een vals visum waardoor er nader onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit nodig is.
Ook al zouden foute hokjes zijn aangekruist, dan maakt dat de vrijheidsontnemende maatregel nog niet onrechtmatig. Er is op 1 februari 2023 een laisser-passer aangevraagd. Op dit moment is geen sprake van het ontbreken van zicht op uitzetting.
3.4
De rechtbank is met eiser van oordeel dat het eerste en derde kruisje ten onrechte zijn aangekruist, omdat ze niet van toepassing zijn op eiser. Er bestaat geen twijfel aan de door eiser opgegeven identiteit en nationaliteit en er is geen sprake meer van een asielberoep. Resteert de vraag of het tweede kruisje van toepassing is op eiser. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, omdat uit deze motivering volgt dat niet is gebleken dat eiser de nationaliteit heeft van een staat waarvoor een vertrekmoratorium geldt. Een dergelijke motivering geldt als voldoende om te onderbouwen dat zicht op uitzetting niet ontbreekt, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [3] .
Over beide beroepen
4. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 en tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummers: NL22.25385 (beroep) en NL22.25386 (voorlopige voorziening).
2.het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014 (ECLI:EU:C:2014:1320).
3.Zie uitspraak van de Afdeling van 5 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3487.