ECLI:NL:RBDHA:2023:18202

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
NL23.35249 en NL23.35256
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over vrijheidsbeperkende maatregel in vreemdelingenzaak met gebrek in voorbereiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2023 uitspraak gedaan in de zaken NL23.35249 en NL23.35256, waarbij eisers, een gezin van Gambiaanse nationaliteit, in beroep zijn gegaan tegen de vrijheidsbeperkende maatregel die hen is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel, die hen verplicht om in de gemeente Emmen te verblijven, is gebaseerd op artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. Eisers hebben aangevoerd dat zij niet zijn gehoord voorafgaand aan de oplegging van de maatregel en dat de openbare orde de maatregel niet vordert. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een gebrek in de voorbereiding van de bestreden besluiten is, maar heeft dit gebrek gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat eisers hierdoor in hun belangen zijn geschaad.

De rechtbank heeft verder overwogen dat eisers geen rechtmatig verblijf meer hebben en niet hebben voldaan aan hun plicht om Nederland zelfstandig te verlaten. De rechtbank oordeelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel terecht is opgelegd, omdat het belang van de openbare orde dit vordert. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de plaatsing in de gezinslocatie een geschikt middel is voor eisers, aangezien dit hen opvang biedt en toezicht houdt op hun vertrek. De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard, maar de rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.35249 en NL23.35256

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiseres

geboren op [geboortedatum 1] ,
van Gambiaanse nationaliteit
V-nummer: [v-nummer 1]

[naam 2] , eiser

geboren op [geboortedatum 2] ,
van Gambiaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer 2]
Mede namens hun minderjarige kind
[naam 3]
geboren op [geboortedatum 3],
V-nummer: [v-nummer 3]
gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D.J. Halbesma).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 1 november 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan eisers de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 november 2023 gevoegd op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Tevens is een tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 kan door verweerder overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die:
a. geen rechtmatig verblijf heeft;
b. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d, en e.
2. Verweerder heeft eisers door middel van de vrijheidsbeperkende maatregel verplicht om met ingang van 1 november 2023 te verblijven in de gemeente Emmen, alwaar zij zich in het kader van de maatregel in de gezinsopvanglocatie in Emmen dienen op te houden. Volgens verweerder vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel. Verder acht verweerder van belang dat eisers niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om Nederland uit eigen beweging te verlaten, geen vaste woon- of verblijfplaats hebben en niet over voldoende bestaansmiddelen beschikken.
3. Eisers stellen zich op het standpunt dat de bestreden besluiten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen omdat zij niet gehoord zijn voorafgaand aan de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel. Verder voeren eisers aan dat de openbare orde de maatregel niet vordert. Eiseres is in het kader van een voortgezette crisismaatregel opgenomen geweest in Veldzicht. De medische behandeling van eiseres wordt ernstig belemmerd als zij de gemeente Emmen niet mag verlaten. Ook leiden de medische omstandigheden van eiseres ertoe dat er geen sprake kan zijn van uitzetting. Eisers hebben een aanvraag ingediend voor uitstel voor vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Daarnaast stellen eisers dat zij de terugkeer naar Gambia niet hebben gefrustreerd. Eiseres was geestelijk niet in staat om mee te werken aan de geplande presentatie bij de autoriteiten van Gambia. Volgens eisers had verweerder moeten afzien van het opleggen van de maatregel of een lichter middel moeten opleggen.
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er een gebrek in de voorbereiding van de bestreden besluiten zit, nu eisers niet zijn gehoord voorafgaand aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank zal het gebrek passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu niet concreet naar voren is gebracht en daardoor niet aannemelijk in welke belangen eisers door dit gebrek zijn geschaad. Ter zitting hebben eisers overigens alsnog de gelegenheid gekregen om hun standpunt hieromtrent kenbaar te maken.
4.1.
De rechtbank overweegt dat eisers op 28 september 2021 een terugkeerbesluit hebben ontvangen waarin is vermeld dat zij dienen terug te keren naar Gambia. Eisers hebben geen gevolg gegeven aan het terugkeerbesluit. Niet gebleken is dat eisers enige aantoonbare (voorbereidende) acties hebben ondernomen om terug te keren naar Gambia. Daarmee staat vast dat eisers niet voldaan hebben aan de plicht om Nederland zelfstandig te verlaten, zodat deze grond terecht aan de maatregel ten grondslag is gelegd. Eisers hebben geen rechtmatig verblijf meer en ook geen recht op opvang en voorzieningen. Daarmee hebben eisers geen vaste woon- of verblijfplaats. Van voldoende middelen van bestaan is evenmin gebleken. Een aanvraag op grond van artikel 64 van de Vw 2000 geeft geen rechtmatig verblijf of recht op opvang in een reguliere opvanglocatie. Dat ontstaat pas op het moment dat daadwerkelijk door verweerder uitstel van vertrek is verleend. Gelet op al deze omstandigheden heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat het belang van de openbare orde de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregelen vordert.
4.2.
Eisers hebben gepleit voor het opleggen van een lichter middel. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is dat de plaatsing in de gezinslocatie geen geschikt middel is voor eisers. Door middel van het verblijf op de gezinslocatie wordt aan eisers en hun minderjarige kind opvang geboden. Daarnaast dient de plaatsing in de gezinslocatie om erop te kunnen toezien dat eisers daadwerkelijk werken aan hun vertrek. Ter zitting is gebleken dat eiseres medicatie en ambulante zorg ontvangt op de gezinslocatie. Eiseres kan om tijdelijke ontheffing van de maatregel verzoeken indien zij de locatie moet verlaten voor een medische behandeling elders. Verweerder hoefde in de aangevoerde medische (psychische) omstandigheden geen aanleiding te zien om de belangenafweging in voordeel van eisers uit te laten vallen.
5. De beroepen tegen de vrijheidsbeperkende maatregelen zijn ongegrond.
6. De rechtbank ziet, gelet op het gebrek in de voorbereiding van de bestreden besluiten, aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.