In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel. Eiser heeft zijn aanvraag op 17 februari 2023 ingediend, en de ontvangst hiervan is bevestigd op 28 februari 2023. De wet schrijft voor dat verweerder binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag een besluit moet nemen. Eiser heeft echter te vroeg beroep ingesteld, omdat de termijn van twee weken na de ingebrekestelling nog niet was verstreken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep toch ontvankelijk is, omdat de termijn inmiddels was verstreken en verweerder nog steeds geen besluit had genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, wat betekent dat eiser gelijk krijgt. Verweerder wordt opgedragen om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank heeft daarbij verschillende termijnen vastgesteld, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak. Indien verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig is, moet hij binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit nemen. Bij herstel verzuim en zonder nader onderzoek is de termijn acht weken, en bij nader onderzoek kan deze oplopen tot twintig weken.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 209,25, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de zaak als van zeer licht gewicht beoordeeld, wat heeft geleid tot een lagere wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding.