ECLI:NL:RBDHA:2023:18458

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
23/502
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van teveel betaalde WIA-uitkering en de rechtsgeldigheid van de oproep aan eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, die een WIA-uitkering ontvangt, heeft over de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 mei 2022 een te hoog voorschot ontvangen. Het Uwv heeft haar medegedeeld dat zij dit bedrag van bruto € 3.037,16 moet terugbetalen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft haar bezwaren ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 6 oktober 2023 is eiseres niet verschenen, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat zij correct was opgeroepen. De rechtbank heeft de berekening van het teruggevorderde bedrag beoordeeld en geconcludeerd dat deze correct was. Eiseres voerde aan dat de berekening onduidelijk was en dat zij in aanmerking kwam voor kwijtschelding van de schuld, maar de rechtbank oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres de terugvordering moet voldoen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/502

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: B.M. de Wolff).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2022 (primair besluit 1) heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij over de periode 1 maart 2022 tot en met 31 mei 2022 te veel voorschot op haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft ontvangen en dat zij dit moet terugbetalen.
Bij besluit van 24 augustus 2022 (primair besluit 2) heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een kwijtschelding van de schuld.
Bij besluit van 2 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Niet verschijnen van eiseres
1. Omdat eiseres niet te kennen heeft gegeven dat zij niet op de zitting zou verschijnen, is de rechtbank op de zitting nagegaan of eiseres juist is opgeroepen. Daartoe heeft de rechtbank gecontroleerd of het adres waaraan de uitnodiging voor de zitting per aangetekende post is verzonden, juist is. Uit een controle via Track & Trace, het informatiesysteem van PostNL waarmee de verzending van een poststuk kan worden gevolgd, blijkt dat de uitnodiging voor de zitting op 14 september 2023 is verzonden aan het adres van eiseres. Op 15 september 2023 heeft eiseres door middel van een handtekening, de uitnodiging in ontvangst genomen. Nu eiseres juist is opgeroepen, is de rechtbank buiten aanwezigheid van eiseres overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaak.
Wat ging vooraf aan de procedure?
2. Eiseres ontvangt een WIA-uitkering. Daarnaast is zij per 21 maart 2022 gaan werken als docent via [bedrijfsnaam] B.V., waardoor zij inkomsten had uit arbeid. Eiseres heeft van 1 maart 2022 tot en met 31 mei 2022 een voorschot op haar uitkering ontvangen. Achteraf is gebleken dat dit voorschot te hoog is geweest. Bij primair besluit 1 heeft verweerder een bedrag van bruto € 3.037,16 van eiseres teruggevorderd. Bij brief van 26 juli 2022 heeft verweerder laten weten dat eiseres de schuld voorlopig niet hoeft te betalen. De reden voor de betaalpauze was dat de Belastingdienst eiseres had aangemeld als mogelijk gedupeerde van de Toeslagenaffaire. Bij primair besluit 2 heeft verweerder medegedeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor kwijtschelding van deze schuld. De vordering is ontstaan na de datum dat de Belastingdienst heeft beslist dat eiseres gedupeerde is. Eiseres heeft tegen beide primaire besluiten bezwaar ingediend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd.
Gronden van eiseres
3. Eiseres voert aan dat het bedrag dat zij moet terugbetalen niet klopt. Ze vindt de berekening onduidelijk. Ook geeft zij aan netto bedragen te hebben ontvangen, maar dat verweerder bruto bedragen terugvordert. De belasting die verweerder heeft betaald, zou verweerder bij de Belastingdienst moeten terugvorderen. Eiseres vindt verder dat sprake is van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk af te zien van de terugvordering, nu zij ook gedupeerde van de Toeslagenaffaire is en al heel veel schulden heeft.
Standpunt van verweerder
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de berekening van het teveel betaalde voorschot klopt. Verweerder heeft de berekening toegelicht in de bijlage bij het primaire besluit 1. Verweerder gaat uit van het SV-loon dat de werkgever van eiseres heeft doorgegeven aan de Belastingdienst. Eiseres heeft geen gegevens of loonstroken ingediend waaruit blijkt dat de inkomsten in de polisadministratie onjuist zijn. Het vierweken-loon is omgerekend naar een maandloon. Dat eiseres een bruto bedrag moet terugbetalen was niet zo op het moment van het bestreden besluit. Pas bij terugbetaling ná 31 december 2022 is bruto terugbetalen aan de orde. Via de belastingaangifte kan het verschil worden teruggevraagd.
Wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 77, eerste en zesde lid, WIA wordt een WIA-uitkering die onverschuldigd is betaald, door het Uwv teruggevorderd. Verweerder kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
5.2
Ingevolge artikel 4:1 eerste lid, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten wordt het inkomen voor de toepassing van de WIA herleid tot een bedrag per kalendermaand.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank dient zich te buigen over de vraag of verweerder terecht heeft besloten dat eiseres het teveel betaalde voorschot moet terugbetalen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De berekening van het teruggevorderde brutobedrag
7.1
Eiseres stelt dat de berekening van het teruggevorderde bedrag in het bestreden besluit nog steeds onduidelijk is. De berekening is toegelicht door verweerder bij de bijlage bij primair besluit 1. Verweerder gebruikt daarvoor het SV-loon zoals de werkgever, [bedrijfsnaam] B.V., dat heeft doorgegeven aan de Belastingdienst. Het loon van eiseres werd iedere vier weken uitbetaald. Dat heeft verweerder omgerekend naar een maandloon. Daarmee is vervolgens de definitieve hoogte van de uitkering per maand berekend. Die definitieve maandelijkse uitkeringen blijken lager te zijn dan de voorschotten die eiseres heeft ontvangen.
7.2.
Eiseres heeft over de betrokken periode een aantal loonstroken in het geding gebracht. Eiseres heeft aangegeven de weken 17 en 18 niet te hebben gewerkt in verband met de meivakantie. Verweerder heeft deze weken ook niet meegenomen in de berekening. Eiseres heeft de loonstroken van weken 12, 15 en 19 niet overgelegd. Daardoor kunnen de eerste drie periodes die genoemd worden in de bijlage bij primair besluit 1 niet nagerekend worden. Van de laatste periode (23 mei tot en met 19 juni 2022) beschikt de rechtbank wel over alle loonstroken. De rechtbank heeft aan de hand daarvan gecontroleerd of de berekening van verweerder klopt. Dat blijkt het geval. Eiseres heeft verder niet gemotiveerd waarom de berekening niet zou kloppen. Het betoog van eiseres slaagt daarom niet.
Is sprake van dringende redenen?
7.3
Verweerder kan uitsluitend, geheel of gedeeltelijk, van terugvordering afzien als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. [1] Volgens vaste rechtspraak kunnen dringende redenen om van terugvordering af te zien slechts gelegen zijn in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van de terugvordering voor de betrokkene. Het gaat dan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders of uitzonderlijks aan de hand is, en waarin een individuele afweging plaatsvindt van alle relevante omstandigheden. Het is aan de betrokkene om te onderbouwen dat sprake is van onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen. [2]
7.4
Dat eiseres een gedupeerde is van de Toeslagenaffaire en veel schulden heeft, is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van dringende redenen. Verweerder heeft bij de invordering rekening gehouden met de regels over de beslagvrije voet. Zo is een maandelijks bedrag ingehouden op de uitkering van eiseres. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit tot onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen heeft geleid. Het betoog van eiseres slaagt dus niet.
Bruto of netto terugvorderen?
7.5
Volgens vaste rechtspraak vindt terugvordering plaats in de vorm van bruto teveel betaalde bedragen, als de terugbetaling betrekking heeft op een tijdvak dat inmiddels in fiscale zin is afgesloten. Dit is anders als de terugbetaling plaatsvindt binnen hetzelfde lopende boekjaar als waarin de onverschuldigde betaling plaatsvond. [3] Uit vaste rechtspraak volgt ook dat moet worden afgezien van de uitoefening van de in de wet neergelegde bevoegdheid tot bruto terugvordering, als sprake is van een vordering die is ontstaan buiten toedoen van de betrokkene en hem niet kan worden verweten dat hij de schuld niet reeds heeft voldaan in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft.
7.6
Verweerder is op grond van de wet bevoegd om het teveel betaalde bedrag terug te vorderen. [4] Verweerder heeft bij beide primaire besluiten aangegeven dat een nettobedrag kan worden terugbetaald indien het volledige bedrag nog voor het einde van het kalenderjaar wordt betaald. Verweerder heeft toegelicht dat dit komt door het afsluiten van het fiscaaljaar. Omdat eiseres het niet is gelukt om voor 1 januari 2023 terug te betalen, is verweerder overgegaan tot het terugvorderen van het brutobedrag. Eiseres heeft de mogelijkheid om aan de Belastingdienst teruggave te vragen van eventueel teveel ingehouden loonheffing. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht het brutobedrag teruggevorderd. Het betoog van eiseres slaagt dus niet.
Conclusie
8. Verweerder heeft terecht het over de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 mei 2022 teveel betaalde voorschot aan WIA-uitkering teruggevorderd.
9. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wordt het door haar betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 77, zesde lid, WIA.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:392, r.o. 4.5.2.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:933, r.o. 4.1 en 4.3.
4.Artikel 77, eerste lid, WIA.