In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, een Syrische asielzoeker. De maatregel is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 november 2023, op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting op 22 november 2023, die via een beeldverbinding plaatsvond, was eiser aanwezig met zijn waarnemer en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht onder de Dublinverordening en dat er een significant risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat de uiterste overdrachtstermijn was verlopen en dat de Oostenrijkse autoriteiten niet waren geïnformeerd, beoordeeld. Hoewel de rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet aan alle formele vereisten voldeed, oordeelde zij dat dit gebrek niet leidde tot onrechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de maatregel van bewaring terecht is opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiser heeft recht op proceskostenvergoeding, die is vastgesteld op € 1.674. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.