ECLI:NL:RBDHA:2023:18546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.3787
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod voor vreemdeling zonder rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser, van Indonesische nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat op 13 januari 2023 door de staatssecretaris was genomen. Dit besluit hield in dat eiser zonder vertrektermijn moest terugkeren naar zijn land van herkomst en dat hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar was opgelegd. De staatssecretaris had dit besluit gemotiveerd met verschillende gronden, waaronder het risico op onttrekking aan het toezicht en het feit dat eiser zich eerder niet aan de Vreemdelingenwetgeving had gehouden.

Tijdens de zitting op 4 april 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waarbij eiser onder andere aanvoerde dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod onterecht waren opgelegd. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiser onrechtmatig in Nederland verbleef en dat er voldoende gronden waren om de vertrektermijn te onthouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf had en dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat er gevaar voor de openbare orde bestond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3787

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Indonesische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. J.A. Rossingh).

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit, zonder vertrekmijn, en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was een tolk aanwezig. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank beoordeelt de oplegging van het terugkeerbesluit en het inreisverbod aan eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
Bestreden besluit
2. In het terugkeerbesluit heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft. Daartoe is onder meer gewezen op gevaar voor de openbare orde, vanwege een aanhouding van een misdrijf, het niet beschikken van middelen van bestaan, het arbeid verrichten in strijd met de Wet Arbeid Vreemdelingen en het niet kunnen tonen van een geldig paspoort.
Verder heeft de staatssecretaris aan eiser een vertrektermijn onthouden vanwege een risico op onttrekking en daaraan zware en lichte gronden ten grondslag gelegd, te weten dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
4a. zich niet aan één of meer andere voor de vreemdeling geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet Arbeid vreemdelingen.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hoewel eiser terecht stelt dat verweerder niet langer de schending van de openbare orde aan de maatregel ten grondslag legt, is het terugkeerbesluit terecht aan eiser opgelegd omdat hij geen rechtmatig verblijf heeft. Dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft is ook niet in geschil.
4. Daarnaast is aan eiser niet ten onrechte een vertrektermijn onthouden. Op grond van artikel 6.1 van het Vb 2000 kan risico op onttrekking worden aangenomen indien ten minste twee van de grond van als bedoeld in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vb 2000 op de vreemdeling van toepassing zijn. De niet bestreden gronden (3b, 4a, 4c, 4d en 4f) zijn voldoende om het onthouden van de vertrektermijn te dragen.
5. De stelling dat aan eiser geen terugkeerbesluit en inreisverbod kan worden opgelegd omdat eiser op grond van paragraaf A3/6.3 van de Vreemdelingencirculaire niet kan worden uitgezet volgt de rechtbank niet. Dit onderdeel van de Vreemdelingencirculaire gaat over uitzetting en niet over het opleggen van een terugkeerbesluit en inreisverbod. Daarnaast heeft de DT&V inmiddels aan eiser laten weten dat de DT&V het vonnis van de rechtbank in de strafzaak afwacht voordat de DT&V over gaat tot terugkeer van eiser naar Indonesië zodat ook eisers betoog dat het terugkeerbesluit en inreisverbod inbreuk maken op zijn vermoeden van onschuld/recht op het bijwonen van een strafzaak niet kan slagen.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.