In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 3 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 15 juni 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris stelde dat eiser niet was verschenen voor een nader gehoor op 12 juni 2023, ondanks herhaalde uitnodigingen en waarschuwingen over de gevolgen van zijn afwezigheid. Eiser had aangegeven geen prijs te stellen op het gehoor, wat de staatssecretaris interpreteerde als een impliciete intrekking van de aanvraag.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat er in dit geval voldoende redenen waren om aan te nemen dat er geen asielmotieven waren die verder onderzocht moesten worden. De rechtbank benadrukt dat, hoewel doorgaans een nader gehoor vereist is voor een toereikend onderzoek, er uitzonderlijke situaties zijn waarin dit niet noodzakelijk is. In dit geval was de afmelding van eiser voldoende om te concluderen dat hij geen behoefte meer had aan internationale bescherming.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser, indien hij opnieuw internationale bescherming wenst, een nieuwe asielaanvraag kan indienen. De uitspraak is gedaan op 8 november 2023.