(…)
Ad 2 en 3
Bij het beoordelen van de toerekenbaarheid betrekt de IND of de vreemdeling een geldige reden heeft voor het niet verschijnen of zonder toestemming (tijdelijk) vertrekken.
Indien één van bovengenoemde situaties leidt tot de conclusie dat de vreemdeling onvoldoende informatie heeft verstrekt, dan wel dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, wordt de aanvraag in ieder geval buiten behandeling gesteld.”
7.3.
Ter zitting heeft de rechtbank de staatssecretaris de vraag gesteld waarom niet gekozen is de asielaanvraag van eiser buiten behandeling te stellen met toepassing van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, nu eiser niet is verschenen bij het nader gehoor en de staatssecretaris ook (terecht) heeft vastgesteld dat daarvoor geen verschoonbare reden toe was.
7.4.
Daarop heeft de staatssecretaris aangegeven dat zaken waarin een vreemdeling wel verschijnt op het aanmeldgehoor maar niet op het nader gehoor voortaan op deze wijze afgedaan zullen worden, en in beginsel dus kennelijk ongegrond zullen worden verklaard. Ook is aangegeven dat artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, Vw een bevoegdheid betreft, evenals artikel 30b, eerste lid, onder a, Vw.
7.5.
Op de vraag van de rechtbank wat er nu precies concreet inhoudelijk is beoordeeld, heeft de staatssecretaris geantwoord dat het gaat om de afgelegde verklaringen tijdens het aanmeldgehoor omtrent problemen met een familie vanwege een vrouw. Volgens de staatssecretaris hebben die verklaringen geen raakvlakken met het Vluchtelingenverdrag. Eiser had tijdens het aanmeldgehoor meer, concreter kunnen verklaren. Dat hij dat niet heeft gedaan en dat hij vervolgens niet is verschenen op het nader gehoor komt voor zijn rekening en risico, aldus de staatssecretaris. Op de vraag waarom de weg van kennelijk ongegrond verklaring is gekozen en niet, zoals te doen gebruikelijk bij het niet verschijnen op gehoren, voor buitenbehandelingstelling, kon de staatssecretaris verder geen concreet antwoord op geven.
7.6.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom in dit geval gebruik is gemaakt van de bevoegdheid tot afwijzing van de aanvraag als kennelijk ongegrond en geen gebruik is gemaakt van de bevoegdheid die artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, Vw verleent tot buiten behandeling stelling van de asielaanvraag bij het niet verschijnen bij een gehoor. Tot dat oordeel komt de rechtbank op grond van het volgende.
7.7.
Een aanmeldgehoor is niet bedoeld voor een uitgebreide uiteenzetting over de asielmotieven. Dat is eiser ook meegedeeld tijdens dat gehoor. Daarom moest hij zijn antwoorden op dat moment ook kort houden. Weliswaar heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor iets verklaard over zijn asielmotieven, maar anders dan de staatssecretaris stelt kan gelet op de aard van het aanmeldgehoor eiser niet worden tegengeworpen dat hij in het aanmeldgehoor hierover niet meer en concreter heeft verklaard. Nu er geen nader gehoor heeft plaatsgevonden en er slechts summiere informatie beschikbaar is over het asielrelaas van eiser, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk waarom de staatssecretaris hier geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen en in plaats daarvan gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om de aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder a, Vw.
7.8.
De rechtbank wijst in dit verband ook op de Memorie van Toelichting1 waarin is vermeld: “
In de regel zal de aanvraag definitief worden afgedaan wanneer er een nader gehoor heeft plaatsgevonden. Wanneer er geen nader gehoor heeft plaatsgevonden, zal de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. In die gevallen is er immers doorgaans nog onvoldoende informatie beschikbaar om een inhoudelijk oordeel op te baseren.”
7.9.
Gelet op het voorgaande bevat het bestreden besluit op dit punt een motiveringsgebrek.
Conclusie en gevolgen