7.2De rechtbank kan eiser volgen in zijn stelling dat het aanmeldgehoor niet bedoeld is om daar genoemde asielmotieven uit te vragen. De vragen die tijdens het aanmeldgehoor zijn gesteld over eisers geloof, als onderdeel van zijn persoonsgegevens, zien naar het oordeel van de rechtbank echter niet op de asielmotieven. Die worden tijdens het aanmeldgehoor pas later, na de vaststelling van de persoonsgegevens, de leefomgeving en levensloop etcetera, gevraagd. Daar komt bij dat eisers verwijzingen naar de alinea’s uit de Werkinstructie geen aanleiding vormen voor het standpunt dat de verklaringen die eiser in het aanmeldgehoor heeft afgelegd over zijn geloof niet gebruikt mogen worden bij het bestreden besluit. Uit deze alinea’s volgt slechts dat door de vreemdeling genoemde asielmotieven niet betrokken worden bij de beoordeling van de asielaanvraag. En verder volgt eruit wat de bedoeling en het onderscheid is van - en tussen het aanmeldgehoor en het nader gehoor. Uit pagina 4 van de Werkinstructie blijkt zelfs dat tijdens het aanmeldgehoor over de religie vragen moeten worden gesteld over het al dan niet praktiseren en de aard van de religie, maar dat daarbij geen kennisvragen gesteld mogen worden. Uit de vragen opgenomen in het aanmeldgehoor blijkt dat hieraan is voldaan. Omdat de staatssecretaris een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet verrichten, mogen alle door eiser afgelegde verklaringen over de reden waarom hij in Nederland asiel wil, worden gebruikt in de besluitvorming. Deze verklaringen moeten dan wel in onderlinge samenhang en in het licht van alle andere afgelegde verklaringen bekeken worden.2 Dat is wat de staatssecretaris in dit geval heeft gedaan. De verklaringen die eiser heeft afgelegd in het aanmeldgehoor, mogen daarom in dit geval door de staatssecretaris gebruikt worden.
8. De rechtbank overweegt verder dat uit de verklaringen van eiser afgelegd tijdens de gehoren en nader uitgelegd in de zienswijze het beeld naar voren komt van eiser die als jonge jongen zijn vader volgde in het beleven en praktiseren van de islam, zonder daar zelf over na te denken of daar bepaalde gevoelens bij te hebben.3 Vanaf de middenschool zit er meer dwang achter het samen praktiseren op school:
“Ik was elf, twaalf of dertien en startte met school op mijn zevende. Maar in ieder geval begon alles bij de middenschool. Je wordt gedwongen om te praktiseren. Je moet gezamenlijk bidden.”4Op de middenschool wordt eiser geconfronteerd met tegenvallende ervaringen. Hij vertelt: “
Ik kan me nog precies herinneren dat kinderen in de rij moesten voor het gezamenlijk gebed. Een klasgenoot vertelde gedurende het bidden een mop. Dat moet kunnen toch? Ik lachte. Maar op dat moment kwam de opvoedkundige en deelde een klap uit. Ik moest eruit. Mijn ouders moesten komen. Ik ben pas begonnen met het praktiseren van de islam en dan word je zo behandeld. Dat was het beginpunt.”5Eiser lijkt in elk geval tot zijn twintigste zoekende te zijn geweest
2 Zie Werkinstructie 2021/8, p. 2 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2459. 3 Zie bijvoorbeeld pagina 29 van het nader gehoor.
4 Zie pagina 26 van het nader gehoor.
als moslim, hij praktiseerde wel, omdat dat er nou eenmaal bijhoorde, maar deed vooral alsof hij praktiseerde. Eiser verklaart:
“Tot mijn twintigste wilde ik meer begrijpen over de islam, wat is het doel, wat moet ik doen? Op mijn twintigste trouwde mijn vader met een tweede vrouw. (…). Door het tweede huwelijk van mijn vader ontstonden allerlei ruzies thuis. Voor een man is het binnen de islam geen probleem als je met meer vrouwen trouwt. Wat je ook zegt, binnen de islam is het toegestaan.5Verder verklaart eiser over deze periode dat hij veel buitenshuis was als er thuis gepraktiseerd moest worden. Als zijn vader dan vroeg of hij gebeden had, zei eiser dat hij dat had gedaan. Hij deed alsof.6 Gezien het beeld wat naar voren komt uit de gehoren en de zienswijze is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft uitgevraagd naar wat het praktiseren voor eiser betekende, waarom hij het deed als hij het deed en hoe het ‘doen alsof’ voor hem was op de verschillende momenten in zijn leven. Dat de staatssecretaris in het voornemen overweegt dat de door eiser gestelde eerste ervaring met de islam op de middenschool was en dit niet daadwerkelijk zijn eerste ervaring kan zijn, omdat hij in een islamitisch gezin is opgegroeid met een praktiserende vader, is naar het oordeel van de rechtbank onjuist. Dat de staatssecretaris vervolgens in het bestreden besluit overweegt dat eiser vanaf jonge leeftijd niet meer praktiseert, maar hij hier geen inzicht in heeft kunnen geven, is naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende gemotiveerd standpunt in dit kader. De staatssecretaris had hierover tijdens het nader gehoor meer moeten doorvragen. Daarbij kan de rechtbank eiser volgen in zijn stelling dat de hoormedewerker niet heeft doorgevraagd over hoe eiser voor zijn dertiende praktiseerde, terwijl dit wel aan het besluit ten grondslag wordt gelegd. De beroepsgrond slaagt.
9. Eiser stelt dat hij voldoende heeft verklaard over zijn eigen ervaringen om van zijn religie af te stappen. Zo heeft hij verklaard dat hij zijn moeder heeft zien lijden als gevolg van de mishandelingen van zijn vader. Daardoor kreeg eiser bezwaar tegen de islam. Aan de hand van verwijzingen uit de koran legt eiser uit waarom de islam hiervoor verantwoordelijk is geweest. Verder gaat de staatssecretaris er kennelijk vanuit dat er sprake moet zijn van negatieve gevoelens bij eiser of dat hij afwijzend tegenover de islam moet staan, maar dat is nergens op gefundeerd. Eiser verklaart dat hij er niet onverschillig tegenover stond en heeft ook uitgelegd waarom. Daarbij heeft eiser in het nader gehoor uitgelegd hoe hij zijn moeder heeft zien lijden als gevolg van de mishandelingen van zijn vader, en als gevolg van het tweede en vooral derde huwelijk van zijn vader, waardoor eiser bezwaar kreeg tegen de islam. Hierdoor heeft eiser ook voldoende verklaard over zijn eigen ervaringen met de islam en heeft hij duidelijk verklaard wat de reden is dat hij afstand van de islam heeft gedaan. De islam heeft voor eiser nooit een grote rol gespeeld in zijn leven, daarom was het voor hem relatief makkelijk om er afstand van te nemen en ging dat niet gepaard met hevige emoties.
10. De rechtbank oordeelt dat uit de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor blijkt dat de islam nooit een grote rol heeft gespeeld of gids is geweest in eisers leven.7 Het lijkt er daardoor op dat het voor eiser redelijk makkelijk was om afstand te doen van zijn geloof, zonder dat daar veel en hevige emoties bij kwamen kijken. Dat de staatssecretaris stelt dat van eiser verwacht mag worden dat hij inzicht kan geven over wat het met hem
5 Zie pagina 26 van het nader gehoor.
6 Zie pagina 28 van het nader gehoor.
7 Zie eisers verklaringen op pagina 26-28 van het nader gehoor.
deed toen hij afstand nam van zijn geloof of toen hij onder dwang moest praktiseren, terwijl hij dit niet wilde, is enkel een aanname van de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eiser hier niet voldoende over heeft verklaard. Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser onvoldoende heeft verklaard over zijn persoonlijke ervaringen om van de islam af te stappen. De staatssecretaris motiveert dit enkel door te stellen dat eiser niet persoonlijk genoeg heeft verklaard en de oorzaak zoekt in het verschil tussen mannen en vrouwen volgens de islam. Eiser heeft hier echter meer over verklaard, zo heeft eiser het volgende verklaard: “
Op mijn 28e ging mijn vader met een derde vrouw trouwen. Mijn moeder is een week opgenomen geweest met een gebroken arm van de mishandelingen door de ruzies. De familie van mijn vader stond achter hem. Het was toegestaan binnen de islam. Dit heeft mijn leven beïnvloed. Ik zag alleen maar mijn vader en dan kwam ik altijd bij de islam terecht. De islam heeft ervoor gezorgd dat wij zo moesten leven. Mijn vader was geen slechte man maar hij was praktiserend man. Deze ellende heeft ervoor gezorgd dat mijn moeder niet gelukkig was. Dit komt allemaal door de islam.”8. Uit de verklaringen van eiser in het nader gehoor blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat eiser heeft verklaard over zijn persoonlijke ervaringen. De rechtbank ziet niet in waarom deze verklaringen onvoldoende zouden zijn, dat is door de staatssecretaris dan ook onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de afvalligheid van eiser ongeloofwaardig wordt geacht. Daarbij komt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft doorgevraagd naar hoe eiser de islam heeft beleefd in de verschillende fasen van zijn leven.
Bekering tot het christendom
12. Eiser stelt dat hij voldoende en duidelijk heeft verklaard over zijn bekering tot het christendom en dat er geen sprake is van onsamenhangendheid. In eerste instantie raakte hij niet beïnvloed door het christendom zelf, maar juist door het gedrag van [A] en haar visie op een god. In dat kader heeft eiser gezegd dat [A] net zo goed joods of bahai kon zijn. Eiser kwam er door het gedrag van [A] achter dat zijn beeld van god en [A] ’s beeld van god met elkaar overeen kwamen, waardoor hij geïnteresseerd raakte in het christendom. Verder stelt eiser dat het voor hem belangrijk is om kerkdiensten bij te wonen in Nederland, zodat hij samen met andere gelovigen kan zijn. Dat eiser de kerkdiensten niet helemaal kan volgen is jammer, maar is voor eiser geen reden om niet meer te gaan. In de correcties en aanvullingen heeft eiser hier ook nog aanvullende informatie over gegeven, maar dit is niet meegenomen in het bestreden besluit.
13. De rechtbank oordeelt als volgt. Ten aanzien van de verdieping van eiser in het christendom heeft de staatssecretaris overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt hoe de gedragingen van [A] en haar vrienden eiser ertoe hebben kunnen zetten zich te bekeren tot het christendom en dat onduidelijk is hoe de verklaring van eiser dat [A] net zo goed joods of bahai kon zijn, bijdraagt aan eisers bekering tot het christendom. Eiser heeft hierover in het nader gehoor echter meer verklaard, dan enkel hetgeen de staatssecretaris
8 Zie pagina 27 van het nader gehoor.
hem in het bestreden besluit tegenwerpt. Die verklaringen heeft de staatssecretaris niet meegenomen in het voornemen en het bestreden besluit. Daarbij komt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaring van eiser met betrekking tot zijn bekering tot het christendom onsamenhangend zouden zijn. De verklaring van eiser dat [A] net zo goed joods of bahai had kunnen zijn, zegt immers niets over de onsamenhangendheid van de verklaringen van eiser. Verder heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende gemotiveerd waarom er door eiser onvoldoende is verklaard over het verloop van eisers gedachtes en de vorming daarvan richting het christendom door de omgang met [A] .
14. Dit maakt echter niet dat de rechtbank nu van oordeel is dat staatssecretaris dit element ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Ten aanzien van dit relevante element blijven namelijk nog andere punten staan die wel voldoende zijn gemotiveerd. De staatssecretaris heeft namelijk onbetwist overwogen dat eiser onvoldoende kennis heeft over het christendom en dat eiser summier is over waarom evangeliseren voor hem belangrijk is. Ook heeft hij onvoldoende gemotiveerd dat de door hem verrichte activiteiten voor hem persoonlijk bijdragen aan het uitoefening van het geloof. De beroepsgrond slaagt deels, omdat sprake is van een gebrekkige motivering.
15. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris deels voldoende heeft gemotiveerd waarom de bekering van eiser ongeloofwaardig wordt geacht. Dat de staatssecretaris onder andere heeft gesteld dat eiser onsamenhangend heeft verklaard kan de rechtbank niet volgen, maar er blijven punten over die er toe kunnen leiden dat de staatssecretaris dit relevante element ongeloofwaardig heeft mogen vinden.
Problemen ten gevolge van de bekering tot het christendom
16. Eiser stelt dat hij duidelijk heeft verklaard over de problemen die hij heeft meegemaakt ten gevolge van zijn bekering tot het christendom. Zo heeft eiser verklaard over de voorzorgsmaatregelen die werden genomen bij de huiskerkbijeenkomst. Eiser verwijst daarvoor naar pagina 5 en 6 van het nader gehoor. Verder vertrouwde eiser de mensen uit de huiskerk, omdat hij [A] vertrouwde en [A] hem in contact heeft gebracht met deze personen.
Dat de politie achter de huiskerkbijeenkomst is gekomen, betekent niet dat eiser ook weet
hoede politie daar achter is gekomen. Een politieverhoor is immers bedoeld om informatie van eiser op te halen en niet om informatie uit te wisselen. De opmerking die eiser hierover in zijn zienswijze heeft gemaakt is niet meegewogen in het bestreden besluit.
Eiser heeft verder nooit ontkend dat hij boeken in een kluis bij zijn tante heeft bewaard. Het gaat er echter om dat dit een andere tante is dan de tante bij wiens zoon hij in de [instelling] verbleef. Uit eisers verklaringen in het nader gehoor kan ook niet worden opgemaakt dat het gaat om dezelfde tante.
17. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de problemen van eiser ten gevolge van zijn bekering ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De overwegingen van de staatssecretaris in het voornemen en het bestreden besluit in dit kader moeten namelijk in hun geheel gelezen worden in het kader van het onderliggende standpunt dat niet te volgen is dat ná de inval, arrestatie, ondervragen in mishandeling eisers niets kan verstellen over
hierna al dan niet genomen voorzorgsmaatregelen bij het voortzetten van de bijeenkomsten. Niet wordt ingezien op welke manier eiser een risico inschatting heeft gemaakt bij het verrichten van de activiteiten in het kader van de huiskerken en ook wordt niet ingezien welke voorzorgsmaatregel(en) eiser heeft genomen om bij de huiskerkbijeenkomsten aanwezig te zijn na de inval die daar geweest is. Daarbij heeft de staatssecretaris ook mogen overwegen dat eiser summier heeft verklaard over hoe hij is omgegaan met deze streng verboden christelijke activiteiten in Iran. Daarbij is het in dit kader niet van overwegend belang bij welke tante eiser zijn christelijke boeken in de kluis heeft gelegd en of hij überhaupt boeken in een kluis heeft gelegd. Het gaat erom dat eiser volgens de staatssecretaris niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor strafvervolging bij terugkeer naar Iran. Daarbij is het door eiser niet aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten eiser via zijn tante hebben gezocht. De staatssecretaris heeft mogen overwegen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling is komen te staan van de Iraanse autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.