In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning voor humanitaire redenen had aangevraagd. De aanvraag was op 25 mei 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor uitzetting. Tijdens de zitting op 25 oktober 2023 zijn partijen niet verschenen, maar de Staatssecretaris heeft in een brief van 5 oktober 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, voor zover dit betrekking heeft op het niet uitzetten van verzoeker totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden, het noodzakelijk is om verzoeker te beschermen tegen uitzetting totdat er een definitieve beslissing is genomen op het bezwaar. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het primaire besluit geschorst en de Staatssecretaris verboden verzoeker uit Nederland te verwijderen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.