ECLI:NL:RBDHA:2023:19112

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.31619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser wegens onvoldoende geloofwaardigheid van bedreigingen door Al-Shabaab

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023 wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1992, diende op 10 oktober 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 3 oktober 2023 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 2 november 2023, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van de eiser en de staatssecretaris aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de bedreigingen door Al-Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij behoort tot een risicogroep en dat zijn verklaringen over de bedreigingen inconsistent zijn. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de relevante elementen van de asielaanvraag zorgvuldig heeft gewogen en dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris terecht is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31619

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I.M. van Kuilenburg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Somalische nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1992. Hij heeft op 10 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 3 oktober 2023 afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het besluit is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Eiser behoort tot de [stam], welke een substam is van de Reer Hamar. Eiser wordt vanwege zijn etniciteit gediscrimineerd en achtergesteld in Somalië. Eiser heeft daarom meegeholpen met het organiseren van bijeenkomsten om op te komen voor de mensen van de [stam] en hen vertegenwoordigd te zien in de regering. Naar aanleiding van deze bijeenkomsten wordt eiser bedreigd door Al-Shabaab, omdat zij hem vanwege zijn (toegedichte) betrokkenheid bij de overheid zien als afvallige. Hierop is eiser Somalië ontvlucht. Bij terugkeer vreest eiser te worden gedood door Al-Shabaab.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Discriminatie vanwege minderheidsstam;
3. Betrokkenheid bijeenkomsten;
4. Bedreigingen en problemen Al-Shabaab.
De staatssecretaris acht de elementen “identiteit, nationaliteit en herkomst”, “discriminatie vanwege minderheidsstam” en “betrokkenheid bijeenkomsten” geloofwaardig, maar het vierde element “bedreigingen en problemen Al-Shabaab” niet. De geloofwaardig geachte elementen zijn volgens de staatssecretaris niet zwaarwegend genoeg om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Op wat de staatssecretaris daartoe overweegt wordt hieronder – voor zover relevant – nader ingegaan.
Zorgvuldigheidsbeginsel
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris de geloofwaardigheidsbeoordeling niet zorgvuldig en conform de integrale toetsing zoals uiteen is gezet in Werkinstructie 2014/10 heeft uitgevoerd.
6.1.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet concreet genoeg heeft aangegeven op welke specifieke punten de staatssecretaris niet in lijn met de Werkinstructie 2014/10 zou hebben gehandeld. Niet is gebleken dat de staatssecretaris geen integrale toets heeft uitgevoerd. Uit het enkele feit dat de staatssecretaris heeft opgesomd welke punten niet geloofwaardig worden geacht, volgt niet dat er geen integrale weging is gemaakt. Zo staat in het bestreden besluit bijvoorbeeld dat gelet op alle daarboven genoemde punten niet aannemelijk is gemaakt dat eiser bedreigd zou zijn door Al-Shabaab. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid van de bedreigingen en problemen met Al-Shabaab
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris de bedreigingen en problemen met Al-Shabaab ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
Dreigtelefoontjes
7.1.
Eiser stelt dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn reactie op het eerste telefoontje van Al-Shabaab. Hoewel zijn reactie op het eerste gezicht niet rationeel is, kan het volgens eiser toch geloofwaardig zijn gelet op het psychologische verschijnsel van ontkenning. Ook heeft eiser een stuk van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) overgelegd over de werkwijze van Al-Shabaab met betrekking tot dreigtelefoontjes. Dat eiser in eerste instantie verklaart dat hij dacht dat het telefoontje een grapje was, maar later verklaart dat hij zich door het telefoontje verdrietig voelde, kan hem dus niet worden tegengeworpen. Tot slot heeft de staatssecretaris zijn standpunt niet voorzien van een controleerbare motivering. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 november 2016. [1]
7.2.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht stelt dat eiser in eerste instantie tegenstrijdig heeft verklaard over hoe hij zich voelde na het eerste dreigtelefoontje van Al-Shabaab. Eiser verklaart namelijk eerst dat hij dacht dat het telefoontje een grapje was en daarna dat hij zich na het telefoontje verdrietig voelde. [2] De staatssecretaris stelt zich in dat kader niet ten onrechte op het standpunt dat hetgeen eiser aanvoert over dat reacties niet altijd rationeel zijn en dat sprake kan zijn van ontkenning, geen voldoende verklaring is voor deze tegenstrijdige verklaringen. Ook het stuk van VWN over de werkwijze van Al-Shabaab met betrekking tot dreigtelefoontjes kan eisers tegenstrijdige verklaringen over hoe hij zich voelde niet verklaren. Verder treft eisers verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2016 geen doel. Uit deze uitspraak volgt namelijk dat de staatssecretaris moet motiveren waarom hij bepaalde verklaringen bevreemdend of niet-logisch acht. In dit geval gaat het echter om tegenstrijdige verklaringen. Bovendien heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd waarom hij eisers verklaringen over zijn reactie op het eerste telefoontje tegenstrijdig vindt.
Reactie stamgenoten
7.3.
Eiser voert aan dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de reactie van zijn stamgenoten toen eiser hen vertelde over de dreigtelefoontjes van Al-Shabaab. Hij verklaart namelijk niet tegenstrijdig, maar kreeg gewoonweg verschillende boodschappen van zijn stamgenoten. Eisers stamgenoten wilden dat hij doorging met het organiseren van bijeenkomsten en hebben de ernst daarom misschien gebagatelliseerd. Dat eiser eerst verklaart dat zijn stamgenoten beweerden dat hij een groot probleem had en later verklaart dat zijn stamgenoten aangaven dat hij zich geen zorgen moest maken, kan hem dus niet worden tegengeworpen. Daarnaast moet de staatssecretaris rekening houden met het feit dat het in eisers cultuur normaal is om de stamoudste te vertrouwen.
7.4.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat hetgeen eiser verklaart over de reactie van zijn stamgenoten tegenstrijdig is. Eiser verklaart immers eerst dat zijn stamgenoten aangaven dat hij een groot probleem had, maar later dat zij aangaven dat hij zich geen zorgen hoefde te maken en dat hij daardoor gerustgesteld was. [3] Hoewel verschillende personen inderdaad verschillende reacties kunnen geven op dezelfde situatie, lag het op eisers weg om daarover dan in het gehoor of in de correcties en aanvullingen te verklaren. Dat het normaal is om op de stamoudste te vertrouwen, heeft de staatssecretaris niet ten onrechte als onvoldoende verklaring gezien voor deze tegenstrijdigheid, omdat daarmee nog niet is verklaard waarom eiser tegenstrijdig verklaart.
Organiseren van bijeenkomsten
7.5.
Eiser stelt verder dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het opmerkelijk is dat hij na de dreigtelefoontjes niet stopte met het organiseren van de bijeenkomsten omdat hij geen belangrijke rol had. Bovendien werpt de staatssecretaris hem volgens eiser ten onrechte tegen dat hij niet goed kan uitleggen waarom hij niet gestopt is met het organiseren gelet op het feit dat de dreigtelefoontjes een negatieve invloed op hem hadden. Volgens eiser heeft hij het recht om te strijden voor wat hij belangrijk en rechtvaardig vindt ongeacht of dat gevaarlijk is of niet.
7.6.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat het opmerkelijk is dat eiser niet stopte met het organiseren van bijeenkomsten na de dreigtelefoontjes, mede gelet op zijn beperkte rol tijdens de bijeenkomsten. Eiser verklaart namelijk uitdrukkelijk dat hij zich verdrietig voelde na de telefoontjes en dat er veel nare herinneringen uit het verleden naar boven kwamen, maar desondanks geen voorzorgsmaatregelen nam. [4] Door enkel te verklaren dat hij rechtvaardigheid en gelijkheid wil voor zijn stam, heeft eiser onvoldoende inzicht gegeven waarom hij, ondanks zijn negatieve gevoelens, doorging met de organisatie. Dat eiser gerustgesteld zou zijn door de reactie van zijn stamgenoten is daarvoor ook onvoldoende verklaring. Zoals in 7.4 al is geoordeeld, heeft eiser namelijk onvoldoende verklaring gegeven voor de tegenstrijdige reacties van zijn stamgenoten, die dus enerzijds juist wel zeiden dat hij een groot probleem had. Hoewel eiser het recht heeft om te strijden voor wat hij belangrijk vindt, heeft hij daarmee dus niet voldoende verklaard waarom hij ondanks de bedreigingen en mede gelet op zijn beperkte rol doorging met het helpen bij het organiseren van de bijeenkomsten.
Bedreigingen familie van eiser
7.7.
Eiser voert aan dat de staatssecretaris het ten onrechte merkwaardig acht dat eisers vrouw en moeder na zijn vertrek geen problemen hebben gehad met Al-Shabaab, en dat Al-Shabaab zich niet tot hen heeft gewend om op die manier tot eiser te komen. Volgens eiser zijn zijn moeder en vrouw namelijk geen doelwit en zijn zij direct na de huiszoeking verhuisd.
7.8.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat het opmerkelijk is dat eisers familie geen problemen heeft gehad met Al-Shabaab na eisers vertrek. Eiser heeft immers aangevoerd dat Al-Shabaab hem overal zou kunnen vinden. [5] De staatssecretaris heeft in dat kader dan ook kunnen tegenwerpen dat het opmerkelijk is dat Al-Shabaab zijn familie niet heeft gevonden na hun verhuizing om op die manier navraag te doen over de verblijfplaats van eiser. Dat zijn vrouw en moeder zelf geen doelwit waren doet daar niet aan af omdat, zoals de staatssecretaris niet ten onrechte stelt, het bevreemding werkt dat Al-Shabaab op geen enkele manier hen zou hebben benaderd om zo bij eiser te komen.
Onderduiken bij vriend
7.9.
Eiser stelt dat de staatssecretaris het ten onrechte merkwaardig acht dat Al-Shabaab eiser niet heeft kunnen vinden toen hij twee weken bij een vriend ondergedoken zat. Volgens eiser is het namelijk prima mogelijk om een korte periode onder te duiken in een grote stad waar een gewapende groep als Al-Shabaab niet de volledige macht heeft. De staatssecretaris werpt hem in dat kader ten onrechte tegen dat hij zou hebben verklaard dat hij in [plaats] door Al-Shabaab gevonden zal worden. Tot slot werpt de staatssecretaris hem volgens eiser ten onrechte tegen dat hij pas in de zienswijze naar voren heeft gebracht dat hij zat ondergedoken bij zijn vriend. Volgens eiser blijkt uit zijn verklaringen echter duidelijk dat hij naar zijn vriend ging vanwege zijn veiligheid.
7.10.
Los van de vraag of eiser nu wel of niet al in de gehoren naar voren heeft gebracht dat hij bij een vriend is ondergedoken, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris het niet ten onrechte opmerkelijk acht dat Al-Shabaab eiser niet heeft gevonden toen hij ondergedoken zat. Eiser heeft namelijk eerder verklaard dat het heel logisch is dat Al-Shabaab aan zijn telefoonnummer kon komen en dat hij overal gevonden zou worden. De staatssecretaris heeft het in dat kader opmerkelijk kunnen achten dat Al-Shabaab eiser niet heeft gevonden toen hij bij een vriend in dezelfde stad zat ondergedoken.
Belangstelling van Al-Shabaab
7.11.
Eiser stelt verder dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij niet heeft uitgelegd hoe Al-Shabaab aan zijn telefoonnummer kwam en waarom hij dit niet heeft uitgezocht. Bovendien stelt de staatssecretaris zich volgens eiser ten onrechte op het standpunt dat het opmerkelijk is dat eiser zijn telefoon niet eerder heeft uitgezet of een nieuw telefoonnummer heeft genomen. Volgens eiser heeft hij met de overgelegde stukken laten zien dat Al-Shabaab routineus gebruik maakt van dreigtelefoontjes en dat ze een uitgebreid netwerk van informanten hebben. Een nieuw telefoonnummer nemen of geen telefoon hebben, is daarom zinloos. Daarnaast valt niet in te zien waarom het cruciaal is dat hij weet hoe Al-Shabaab aan zijn nummer is gekomen, aldus eiser. Ook werpt de staatssecretaris volgens hem ten onrechte een passage uit het Algemeen Ambtsbericht van Somalië van maart 2019 (Ambtsbericht 2019) tegen waaruit zou blijken dat er in de regel door Al-Shabaab bij afvalligen geen waarschuwingen worden gegeven voordat wordt overgegaan tot vervolging of executie. [6] Volgens eiser volgt dit echter helemaal niet uit het ambtsbericht en laten andere bronnen zien dat Al-Shabaab juist standaard wél waarschuwt.
7.12.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser onvoldoende uitleg kan geven over hoe Al-Shabaab aan zijn telefoonnummer kwam. Hoewel eiser algemene bronnen heeft overgelegd waaruit blijkt dat Al-Shabaab machtig is en overal informanten heeft, heeft de staatssecretaris deze bronnen een onvoldoende onderbouwing kunnen vinden voor dat Al-Shabaab ook specifiek achter eisers telefoonnummer zou zijn gekomen. Ook heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat eiser onvoldoende heeft uitgelegd waarom hij pas na drie dreigtelefoontjes en de huiszoeking zijn telefoon heeft uitgezet. Eiser verklaart immers dat hij het tweede telefoontje al als een serieuze bedreiging beschouwde. [7]
7.13.
De rechtbank oordeelt verder dat de staatssecretaris eiser ten onrechte tegenwerpt dat het opmerkelijk is dat Al-Shabaab hem zou hebben gewaarschuwd. Uit de passage van het Ambtsbericht 2019 blijkt namelijk niet expliciet dat er bij afvalligen níet wordt gewaarschuwd voordat wordt overgegaan tot vervolging of executie. Bovendien heeft eiser bronnen overgelegd waaruit blijkt dat Al-Shabaab in verschillende situaties juist eerst telefonisch waarschuwt voordat het overgaat tot vervolging of executie.
Conclusie geloofwaardigheid
7.14.
Zoals de rechtbank in overweging 7.13 heeft geoordeeld, werpt de staatssecretaris eiser niet voldoende gemotiveerd tegen dat Al-Shabaab niet zou werken met dreigtelefoontjes in het geval van (toegedichte) afvalligen zoals eiser. De rechtbank acht echter ook zonder dat punt voldoende gemotiveerd waarom de staatssecretaris de problemen die eiser heeft ondervonden met Al-Shabaab ongeloofwaardig acht. Zoals hiervoor al is geoordeeld heeft de staatssecretaris de overige verklaringen van eiser in dat kader namelijk niet ten onrechte als opmerkelijk of tegenstrijdig aangemerkt. Dat de staatssecretaris één punt ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen, betekent dus niet dat hij daarom het asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig acht. De beroepsgrond slaagt niet.
Behoort eiser tot een risicogroep?
8. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte niet heeft onderkend dat hij behoort tot een risicogroep zoals opgesomd in paragraaf C7/30.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Bij terugkeer naar Somalië zal hij in de negatieve aandacht komen van Al-Shabaab vanwege zijn politieke overtuigingen en activiteiten. Eiser was namelijk organisator van meerdere bijeenkomsten van verschillende minderheidsstammen, waarbij het doel was de positie van minderheden te verbeteren door aandacht te vragen voor hun problemen en representanten te krijgen in het Somalische parlement. Ter onderbouwing verwijst eiser daarbij naar de uitspraak S&A van het Hof van Justitie van 21 september 2023, waarin het Hof van Justitie het begrip “politieke overtuiging” als vervolgingsgrond uitlegt. [8]
8.1.
Uit paragraaf C7/30.3.2. van de Vc 2000 volgt dat de staatssecretaris – voor zover relevant – voor Zuid- en Centraal-Somalië als risicogroepen aanmerkt:
personen die werken bij, of door Al-Shabaab geassocieerd worden met, de overheid, AMISOM of andere internationale actoren;
personen die actief zijn in de politiek (zoals hoge politici en verkiezingsafgevaardigden);
[…]
[…]
[…]
leiders van clans die de regering of verkiezingen (onder)steunen, of andere vooraanstaande personen in Somalië met een groot publiek bereik en die zich openlijk uitspraken tegen Al-Shabaab;
mensenrechtenactivisten; en
[…]
ad. a. Een vreemdeling die afkomstig is uit een gebied dat niet onder controle staat van Al-Shabaab (inclusief [plaats]) en die zich erop beroept dat hij door Al-Shabaab geassocieerd wordt met de overheid, AMISOM of andere internationale actoren moet dit aannemelijk maken. Daarnaast moet hij aannemelijk maken dat juist hij zal worden geconfronteerd met Al-Shabaab. De enkele terugkeer uit het Westen is daartoe onvoldoende.
8.2.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat eiser niet onder sub a, b, f of g van de risicogroepen valt, zoals opgesomd in paragraaf C7/30.3.2 van de Vc 2000. Wat betreft sub a ‘personen die werken bij of geassocieerd worden met de overheid’ volgt uit het beleid dat indien een vreemdeling uit een gebied komt dat niet wordt beheerst door Al-Shabaab, de vreemdeling aannemelijk moet maken dat juist hij geconfronteerd wordt met Al-Shabaab. Niet in geschil is dat [plaats] niet wordt aangemerkt als een gebied dat wordt beheerst door Al-Shabaab. Gelet op overweging 7.14 heeft eiser zijn problemen met Al-Shabaab niet aannemelijk gemaakt. Eiser valt alleen daarom al niet onder deze risicogroep. Verder valt eiser niet onder categorie b ‘personen die actief zijn in de politiek’. Uit het Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023 (Ambtsbericht 2023) volgt namelijk dat het bij deze categorie voornamelijk gaat over hoger geplaatste overheidsfunctionarissen en prominente politici. [9] Hoewel de bijeenkomsten die eiser mede-organiseerde ook zagen op het verkrijgen van politieke invloed in het parlement en regering in Somalië voor eisers stam, was eisers rol marginaal. Eisers beroep op het arrest S&A van het Hof van Justitie van 21 september 2023 treft bovendien geen doel. Dit arrest gaat namelijk over de invulling van de vervolgingsgrond “politieke overtuiging” uit het Vluchtelingenverdrag en niet over de vraag of een vreemdeling valt binnen de risicogroep “persoon actief binnen de politiek”, terwijl hij expliciet op zitting heeft aangegeven het arrest in dat kader naar voren te hebben gebracht. Verder stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat eiser ook niet valt onder categorie f, gelet op zijn marginale rol bij de bijeenkomsten. Eiser is immers geen leider van een clan of een vooraanstaand persoon met een groot publiek bereik die zich openlijk uitspreekt tegen Al-Shabaab. Uit eisers eigen verklaringen blijkt namelijk dat hij mensen welkom heette bij de deur, maar verder geen publieke rol had bij de georganiseerde bijeenkomsten. [10] Tot slot overweegt de staatssecretaris terecht dat eiser niet onder categorie g ‘mensenrechtenactivist’ valt. Uit het Ambtsbericht 2023 blijkt immers dat er niet meer veel mensenrechtenactivisten in Somalië zijn, en dat deze voornamelijk worden vervuld door journalisten. [11] Dat eiser zou strijden voor de rechten van zijn stam maakt – zoals de staatssecretaris terecht stelt – niet zonder meer dat eiser moet worden aangemerkt als mensenrechtenactivist. De staatssecretaris wijst daarbij terecht weer op eisers beperkte rol bij de bijeenkomsten en het feit dat hij verder niet heeft onderbouwd op welke manier hij zich zou inzetten voor mensenrechten. De rechtbank acht de rol van eiser met de staatssecretaris daarom niet dusdanig dat hij daarom moet worden aangemerkt als mensenrechtenactivist. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
9. Eiser voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan besproken in voormelde rechtsoverwegingen, in beroep niet nader hebben onderbouwd, kan de enkele verwijzing niet leiden tot het daarmee door eisers beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Nader gehoor, p. 15-17.
3.Nader gehoor, p. 9 en 18.
4.Nader gehoor, p. 8 en p. 18.
5.Nader gehoor, p. 29.
6.Algemeen Ambtsbericht Zuid- en Centraal-Somalië, maart 2019, p. 12.
7.Nader gehoor, p. 17.
8.HvJ EU 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688 (S&A).
9.Algemeen Ambtsbericht Zuid- en Centraal-Somalië, juni 2023, p. 65.
10.Nader gehoor, p. 12, 16 en 20.
11.Algemeen Ambtsbericht Zuid- en Centraal-Somalië, juni 2023, p. 67.