ECLI:NL:RBDHA:2023:19138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
SGR 23-6748
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van een gebiedsverbod wegens structurele overlast en verstoring van de openbare orde

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker, die in een daklozenopvang verblijft, heeft bezwaar gemaakt tegen de verlenging van een gebiedsverbod dat hem eerder was opgelegd vanwege verstoring van de openbare orde. De burgemeester van Alphen aan den Rijn had het gebiedsverbod op 5 september 2023 met drie maanden verlengd, omdat verzoeker herhaaldelijk overlast veroorzaakte in het gebied, waaronder het gebruik van drugs en het verstoren van de openbare orde. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende aannemelijk is dat verzoeker structureel overlast veroorzaakt en dat de vrees voor toekomstige verstoring gerechtvaardigd is. Hoewel verzoeker niet in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze in te dienen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de voorlopige voorziening toe te wijzen. De rechter benadrukt dat het gebiedsverbod een ernstige inbreuk op de bewegingsvrijheid van verzoeker vormt, maar dat gezien zijn gedrag en de steun van zijn ouders voor het verbod, de maatregel evenredig is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de hoop dat verzoeker zich aan het verbod zal houden en hulp accepteert.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6748

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. N. den Ouden),
en

de burgemeester van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigde: B. van Riessen en D. Dano).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de verlenging van het aan hem opgelegde gebiedsverbod.
1.1.
Verweerder heeft het gebiedsverbod bij het bestreden besluit van 5 september 2023 met een periode van drie maanden verlengd. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft eerder, te weten bij besluit van 31 mei 2023, uitgereikt aan verzoeker op 5 juni 2023, een gebiedsverbod van drie maanden opgelegd vanwege verstoring van de openbare orde. Uit informatie van de politie was gebleken dat verzoeker herhaaldelijk overnachtte in portieken van flats, in het bijzonder het appartementencomplex van zijn ouders (aan de [adres 1]) en een flatgebouw (aan de [adres 2]). Hij gebruikte in deze portieken drugs en deed hij daar zijn behoefte. Ook waren er meldingen binnengekomen dat hij mensen op straat benaderde om drugs te (ver)kopen. Verweerder heeft dit gebiedsverbod verlengd met een periode van drie maanden, nu uit informatie van de politie is gebleken dat verzoeker regelmatig het gebiedsverbod heeft overtreden en er weer meerdere incidenten zijn geweest, waarvoor hij ook is aangehouden en een gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen. Nu de verstoring van de openbare orde door verzoeker in het gebied structureel is en hij blijft terugkeren naar het gebied, is er sprake van een ernstige en gerechtvaardigde vrees voor verdere (toekomstige) verstoring door verzoeker van de openbare orde.
Wat vindt verzoeker?
2. Verzoeker stelt dat het gebiedsverbod van 31 mei 2023 niet meer geldig was en dat verweerder het dus niet kon verlengen. Verzoeker heeft hierbij verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 25 september 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:4649. Verder is hij ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Ook is het besluit onevenredig zwaar voor hem. Het gebied waar het verbod op ziet is groot en beslaat een groot deel van Alphen-Noord. Hij wil dit gebied kunnen blijven bezoeken want hij heeft hier zijn hele leven gewoond en ook zijn ouders wonen er. Het contact met zijn ouders is voor hem heel belangrijk.
Wat is het standpunt van verweerder?
3. Verweerder heeft op de gronden gereageerd en blijft bij wat in het bestreden besluit is overwogen.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Betalingsonmacht
4. Verzoeker heeft aannemelijk gemaakt dat hij niet voldoende inkomsten of vermogen heeft om het verschuldigde griffierecht te betalen. Verzoeker hoeft daarom het griffierecht niet te betalen.
Spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter is met partijen van oordeel dat verzoeker een voldoende spoedeisend belang bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening heeft, nu hij door het gebiedsverbod wordt beperkt in zijn bewegingsvrijheid.
Gold het gebiedsverbod nog op het moment dat verweerder zijn besluit tot verlenging nam?
6. De voorzieningenrechter begrijpt dat er enige verwarring is ontstaan over de datum waarop het gebiedsverbod van 31 mei 2023 aan verzoeker is uitgereikt, nu het besluit later ter verduidelijking is aangevuld met een plattegrond van het gebied waar verzoeker niet mag komen. Uit het e-mailbericht van 5 juni 2023 volgt dat het besluit is uitgereikt op
5 juni 2023. Hoewel het praktischer was geweest dat dit in het besluit zou zijn opgenomen, laat dat onverlet dat het gebiedsverbod op 5 juni 2023 is ingegaan en dus nog gold op het moment dat verweerder het bestreden besluit tot verlenging van het gebiedsverbod nam.
Mocht verweerder afzien van het in de gelegenheid stellen om een zienswijze in te dienen?
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in het bestreden besluit een onjuiste grondslag [1] gebruikt om de zienswijze over te slaan. Verzoeker is namelijk niet eerder in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. In het verweerschrift is aangegeven dat het in de gelegenheid stellen om een zienswijze te geven, ook achterwege is gelaten omdat de vereiste spoed zich daartegen verzette [2] . Dit omdat het eerdere gebiedsverbod op 5 september 2023 zou aflopen en verweerder pas op
4 september 2023 een overzicht van de politie ontving met een opsomming van alle overtredingen die waren begaan sinds het vorige verbod en diezelfde dag ook informatie ontving dat verzoeker van plan was weer naar Alphen Noord te gaan. De voorzieningenrechter gaat hier niet in mee. Nu het hier gaat om een herhaald gebiedsverbod, dat zich uitstrekt over een lange periode, valt niet in te zien dat verweerder niet had kunnen bewerkstelligen dat de politie eerder de incidentenlijst had gedeeld, zonder daarbij afbreuk te doen aan de actualiteit van de daarin opgenomen informatie. Verweerder heeft zo de vereiste spoed zelf in de hand gewerkt. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanleiding om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Hoewel verweerder dit gebrek in een te nemen beslissing op bezwaar niet meer kan herstellen, kan hij echter wel alle aangevoerde bezwaargronden behandelen bij de nog te nemen beslissing op bezwaar zodat wat verzoeker had willen aanvoeren bij de zienswijze alsnog in de besluitvorming betrokken kan worden.
Was er voldoende aanleiding voor een verlenging/ is de openbare orde verstoord en bestaat er een ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde?
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat verzoeker structureel overlast in het desbetreffende gebied veroorzaakt en dat de vrees dat hij dat in de toekomst weer zal doen voldoende is onderbouwd. Gelet op de problemen van verzoeker, het feit dat hij niet geholpen wil worden (zorgmijder is) en hij geen huisvesting heeft, is de ernstige vrees voor verdere verstoring voor de openbare orde gerechtvaardigd.
Evenredigheid
9. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het gebiedsverbod inbreuk maakt op verzoekers bewegingsvrijheid en dat het voor hem een zeer ingrijpende maatregel is. Maar nu hij ondanks de gebiedsverboden toch voor overlast in het gebied blijft zorgen, kan niet worden volstaan met minder ingrijpende maatregelen. De voorzieningenrechter vindt het gebiedsverbod dan ook evenredig. Daarbij speelt mee dat verzoeker momenteel in de daklozenopvang in Leiden verblijft. Ook staan zijn ouders achter het gebiedsverbod. De voorzieningenrechter spreekt naar verzoeker de hoop uit dat hij zich aan het gebiedsverbod zal houden en hulp accepteert bij het opbouwen van zijn bestaan en het vinden van werk.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 4:11, aanhef en onder b, van de Awb
2.Artikel 4:11, aanhef en onder a, van de Awb