Op 8 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak met zaaknummer AWB 23/5967 V. De opposant, geboren op [geboortedatum] en van Braziliaanse nationaliteit, had eerder op 14 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. Na een inwilligend besluit op 13 juni 2023 trok de opposant zijn beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten, waaronder de griffiekosten. De rechtbank had eerder, op 20 juli 2023, dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het verzet van de opposant.
Tijdens de zitting op 29 november 2023, waar de geopposeerde niet aanwezig was, heeft de rechtbank het verzet behandeld. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de proceskostenvergoeding terecht was, omdat griffiekosten niet onder proceskosten vallen. De rechtbank baseerde zich op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De opposant voerde aan dat hij genoodzaakt was om griffiekosten te betalen door nalatigheid van de geopposeerde, maar de rechtbank zag hierin geen aanleiding om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak.
De rechtbank merkte op dat de geopposeerde in een brief van 17 juli 2023 had aangeboden om de proceskosten en griffiekosten te vergoeden, maar dat deze brief niet aan de opposant was gestuurd. Desondanks bleef de rechtbank bij haar eerdere oordeel en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.