ECLI:NL:RBDHA:2023:19238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
NL23.22835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 28 december 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam 2] in het kader van nareis. De aanvraag is door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ontvangen op 29 december 2022. Eiser heeft verweerder op 17 juli 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Vervolgens heeft eiser op 9 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 28 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestuursorgaan in gebreke is gebleven om binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag een besluit te nemen. De rechtbank verwijst naar artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is, aangezien de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens is verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 en het betaalde griffierecht van € 184,- moet aan eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22835

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.H. Werink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 december 2022, door verweerder ontvangen op 29 december 2022, een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 2] (referente) in het kader van nareis.
Op 17 juli 2023 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Eiser heeft vervolgens op 9 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft op 28 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
2. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen (artikel 2u, eerste lid, Vw 2000). Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken, dat eiser verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
4. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3590) geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d Awb en tevens overwegingen gewijd aan het bepalen van een nadere termijn voor het alsnog beslissen op dergelijke aanvragen De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, neemt de overwegingen uit voornoemde uitspraak over en ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen.
6. De rechtbank stelt vast dat het dossier compleet is en dat nader onderzoek in de vorm van een identificerend gehoor of een DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden of niet hoeft plaats te vinden. Verweerder kan derhalve een besluit nemen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken.
7. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in het door eiser betaalde griffierecht en de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.