In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 28 december 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam 2] in het kader van nareis. De aanvraag is door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ontvangen op 29 december 2022. Eiser heeft verweerder op 17 juli 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Vervolgens heeft eiser op 9 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 28 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestuursorgaan in gebreke is gebleven om binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag een besluit te nemen. De rechtbank verwijst naar artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is, aangezien de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens is verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 en het betaalde griffierecht van € 184,- moet aan eiser worden vergoed.