ECLI:NL:RBDHA:2023:19403

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
22/1901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van besluit tot terugvordering van bijstandsuitkering op basis van nieuw gebleken feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Eiser had verzocht om herziening van een eerder besluit tot intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering, dat was afgewezen in het primaire besluit van 16 december 2021. Het college had het bezwaar van eiser tegen dit besluit ongegrond verklaard met het bestreden besluit van 10 februari 2022. Eiser stelde dat er nieuw gebleken feiten waren, namelijk dat Unibet, waar hij gokinkomsten had ontvangen, een boete had gekregen van de Kansspelautoriteit voor illegale activiteiten. De rechtbank oordeelde dat deze informatie niet als nieuw feit kon worden aangemerkt, omdat eiser deze tijdens de eerdere procedure had kunnen aanvoeren. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een ander besluit hadden geleid. Eiser's verzoek werd afgewezen en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank bepaalde echter dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiser moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1901

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: H. Rietveld).

Inleiding

In het primaire besluit van 16 december 2021 heeft verweerder het verzoek van eiser om herziening van een besluit tot intrekking en terugvordering afgewezen.
Met het bestreden besluit van 10 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Verweerder heeft bij besluiten van 15 november 2017 en 10 januari 2018, gehandhaafd bij besluit van 1 mei 2018, de bijstand van eiser herzien over een aantal maanden in 2011 tot en met 2016 en ingetrokken over een aantal maanden in 2016 en 2017, en kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 7.520,85. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser inkomsten ontving uit onder andere gokactiviteiten bij Unibet.
1.2.
Dit besluit is na hoger beroep in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 oktober 2019 (hierna: Centrale Raad) in stand gebleven. [1] In deze uitspraak kan de Centrale Raad zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank (van 6 december 2018), dat de ontvangen bedragen van Unibet inkomsten zijn in de zin van artikel 32, eerste lid van de Pw en dat bij de vaststelling van de (gok)inkomsten geen ruimte is voor het verrekenen van de verwervingskosten die gelijk te stellen zijn met de inzet.
1.3.
Eiser heeft verweerder op 4 november 2021 een brief gestuurd waarin hij verweerder verzoekt terug te komen van het besluit tot terugvordering. In zijn brief heeft eiser gesteld dat de terugvordering van € 7.520,85 teruggedraaid moet worden omdat bekend is geworden dat Unibet van de Kansspelautoriteit (Ksa) een boete heeft gekregen ter hoogte van € 470.000 voor het illegaal aanbieden van kansspelen via internet in Nederland. Volgens eiser had Unibet zijn product nooit aan hem mogen leveren. Het boetebesluit is van 19 augustus 2019.
1.4.
Verweerder heeft het verzoek van eiser om terug te komen op het terugvorderingsbesluit afgewezen in het primaire besluit onder toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), op de grond dat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden zijn. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser het boetebesluit van de Ksa tijdens de procedure in hoger beroep had kunnen aanvoeren. Daarnaast kon de informatie over de boete aan Unibet niet tot een ander besluit leiden, omdat de bijschrijvingen van Unibet op de rekening van eiser als inkomsten gezien moeten worden nu hij daarover kon beschikken.
1.5.
Verweerder heeft het primaire besluit gehandhaafd in het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is op hierna te bespreken gronden in beroep gekomen.
3. De rechtbank oordeelt als volgt.
3.1.
Het verzoek van eiser van 4 november 2021 strekt ertoe dat verweerder terugkomt van zijn besluit van 1 mei 2018. Verweerder heeft op het verzoek van 4 november 2021 beslist met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat in het bestreden besluit abusievelijk artikel 8:119 van de Awb als grondslag is genoemd.
3.1.1.
Gelet daarop is de grondslag van het bestreden besluit bestreden (strikt genomen) niet juist en kleeft er aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek. Omdat aannemelijk is dat eiser daardoor niet is benadeeld, passeert de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
3.2.
De bestuursrechter toetst aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat de afwijzing van het herzieningsverzoek evident onredelijk is. [2]
3.3.
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb worden verstaan feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd.
3.4.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat er sprake is van nieuw gebleken feiten en omstandigheden, want Unibet was illegaal op de Nederlandse markt actief ten tijde van het besluit tot terugvordering en het geld dat eiser van Unibet heeft ontvangen kan daardoor niet gezien worden als inkomsten.
3.5.
Het sanctiebesluit van 19 augustus 2019 van de Ksa is weliswaar van na het besluit tot terugvordering, maar de rechtbank is van oordeel dat het sanctiebesluit geen feit of omstandigheid oplevert die, als die eerder bekend was geweest, tot een ander besluit had geleid. Voor de vraag of de ontvangen bedragen inkomsten zijn of niet, is niet relevant of de instelling waar de inkomsten vandaan komen al dan niet legaal op de Nederlandse markt opereerde. Eisers grond slaagt dus niet.
3.6.
Verder heeft eiser aangevoerd dat rekening gehouden had moeten worden met verwervingskosten. Eiser vindt dat zijn inleg/inzet voor de gokactiviteiten verrekend had moeten worden met de inkomsten die hij uit het gokken heeft gehad.
3.7.
Deze grond slaagt al niet omdat dit geen nieuw gebleken feit is in de zin van artikel 4:6, tweede lid van de Awb.
3.8.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd tot slot geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is. Dit betekent dat verweerder eisers verzoek terecht heeft afgewezen.
4. Uit het voorgaande volgt dat het beroep niet slaagt.
5. Gelet op overweging 3.1.1 ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023.
De griffier is buiten staat te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 22 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3352.
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1514.