ECLI:NL:RBDHA:2023:19423
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.E. Martinez Linnemann, heeft zijn zienswijze ingediend na het voornemen van verweerder om de tijdelijke bescherming te beëindigen. De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming rechtmatig is. Eiser heeft niet aangetoond dat hij een duurzame relatie had met een persoon die tijdelijke bescherming geniet, en de rechtbank volgt de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer die de bevoegdheid van verweerder bevestigt om de tijdelijke bescherming te beëindigen. De rechtbank stelt vast dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en dat de voornemenprocedure correct is gevolgd.
Daarnaast wordt het beroep op het evenredigheidsbeginsel verworpen. De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet onevenredig is in verhouding tot het doel van de Richtlijn 2001/55/EG, dat is om de druk op de opvangcapaciteit te verminderen. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom zijn belangen onevenredig zouden worden geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.