Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende jongvolwassene, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eiser had op 17 mei 2022 een asielaanvraag ingediend, maar Eurodac toonde aan dat hij op 10 april 2022 illegaal Italië was binnengekomen. Italië had op 6 september 2022 ingestemd met het verzoek om de eiser over te nemen.
De eiser voerde aan dat hij niet naar Italië kon worden overgedragen vanwege een circulaire brief van de Italiaanse autoriteiten, waarin werd verzocht om een tijdelijke opschorting van overdrachten. Daarnaast stelde hij dat hij een bijzondere gezinsband had met neefjes die in Nederland verblijven. De rechtbank oordeelde dat Italië in beginsel verantwoordelijk was voor de asielaanvraag en dat de eiser niet had aangetoond dat de overdracht naar Italië in zijn geval onrechtmatig zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de tijdelijke opschorting van overdrachten geen reden was om af te zien van de vaststelling van de verantwoordelijkheid van Italië.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de omstandigheden van de eiser, zoals zijn jongvolwassenheid en de gezinsbanden, niet voldoende waren om de asielaanvraag aan zich te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.