ECLI:NL:RBDHA:2023:195

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
NL23.264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 4 november 2022 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en de eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten op 10 januari 2023.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van het sluiten van het eerdere onderzoek op 16 november 2022. De eiser voerde aan dat er geen zicht op uitzetting was, omdat er geen redelijke kans bestond op het verkrijgen van een laissez-passer (LP) binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat in het algemeen kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting naar Marokko, en dat de stelling van de eiser over de toestroom van in bewaring gestelde vreemdelingen niet voldoende onderbouwd was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.264

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 10 januari 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 november 2022 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 16 november 2022, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is, nu er geen redelijk kans is dat binnen een redelijke termijn een laissez-passer (LP) zal worden verkregen. Na ruim twee maanden inbewaringstelling heeft er nog geen presentatie plaatsgevonden bij de Marokkaanse autoriteiten. Dit is een vereiste om te komen tot afgifte van een LP. Eiser stelt vast dat de toestroom van in bewaring gestelde vreemdelingen met de Marokkaanse nationaliteit kennelijk te groot is geweest om tot werkbare afspraken te kunnen komen met de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder heeft zich onvoldoende gerealiseerd dat een te grote toestroom van nieuwe inbewaringstellingen leidt tot verstopping in het systeem.
5. De rechtbank stelt vast dat in zijn algemeenheid kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting in het geval van Marokko. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022. [2] Eisers stelling dat verweerder zich onvoldoende heeft gerealiseerd dat een te grote toestroom van nieuwe inbewaringstellingen leidt tot verstopping in het systeem, is niet onderbouwd noch nader geconcretiseerd. Uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder op 2 december 2022 en 22 december 2022 schriftelijk heeft gerappelleerd over de aanvraag voor een LP bij de Marokkaanse autoriteiten. De sinds het indienen van de LP-aanvraag verstreken tijd leidt zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten voor eiser een LP zullen afgeven.
6. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel om het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.In de zaak NL22.22905, ECLI:NL:RBDHA:2022:12648.
2.ECLI:NL:RVS:2022:3269. Ook in een aantal latere uitspraken van 24 november 2022 (onder andere ECLI:NL:RVS:2022:3447) zet de Afdeling deze lijn ten aanzien van (zicht op uitzetting naar) Marokko voort.