ECLI:NL:RBDHA:2023:19629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
NL23.17497
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag buiten behandeling gesteld wegens niet ontvangen voornemen in digitaal portaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die van Soedanese nationaliteit is. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken zonder de vervolgstappen in zijn procedure af te wachten. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, stellende dat hij het voornemen om zijn aanvraag niet in behandeling te nemen niet in het digitale portaal van de IND heeft ontvangen, maar wel per fax. De rechtbank heeft de zaak op 11 juli 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een faxbevestiging aanwezig is in het dossier, waaruit blijkt dat het voornemen op 31 mei 2023 naar het juiste faxnummer is verzonden. De gemachtigde van eiser heeft niet betwist dat de fax is verzonden en ontvangen, maar stelt dat het niet publiceren in het IND-portaal onzorgvuldig is. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat het voornemen per fax is verzonden en dat eiser sinds 4 april 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank volgt het betoog van eiser niet dat het bestreden besluit in strijd is met de Dublinverordening, omdat er geen sprake is van een onrechtmatige overdracht.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat er geen grond is voor het oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 juli 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17497
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.17498, op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Soedanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988.
2. Verweerder heeft op 1 maart 2023 een voornemen uitgebracht om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiser heeft daartegen op 13 maart 2023 een zienswijze ingediend. Op 31 mei 2023 is het voornemen van 1 maart 2023 ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens op 31 mei 2023 een voornemen buiten behandeling stelling uitgebracht. Eiser heeft geen zienswijze ingediend. Verweerder heeft in het bestreden besluit de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat is gebleken dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken zonder de vervolgstappen in zijn procedure af te wachten. Er is verweerder niet gebleken dat eiser zich na het uitbrengen van het voornemen van 31 mei 2023 heeft gemeld. Hij heeft immers geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.
3. Eiser voert aan dat hij het voornemen van 31 mei 2023 niet in het digitale portaal van verweerder heeft ontvangen, waardoor hij geen kans heeft gehad om daar inhoudelijk op te reageren. Het bestreden besluit is daarom volgens eiser onzorgvuldig tot stand gekomen. Verder voert eiser aan dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 30, tweede lid, van de Dublinverordening en had verweerder volgens eiser een beslissing moeten nemen op het Dublin-voornemen.
4. De rechtbank stelt vast dat er een faxbevestiging van 31 mei 2023 om 16:55 uur in het dossier zit, de fax drie pagina’s bevat en geadresseerd is aan het faxnummer van de gemachtigde van eiser. Verder stelt de rechtbank vast dat de status verzonden is.
5. Uit vaste rechtspraak volgt dat, indien de wederpartij een faxbericht heeft verstuurd naar het juiste faxnummer en op het verzendrapport van die fax bij ‘resultaat’ staat vermeld ‘OK’, de wederpartij aannemelijk heeft gemaakt dat hij het stuk heeft verzonden. Vervolgens is het aan de andere partij om de ontvangst van het faxbericht op een niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen.1
6. De rechtbank overweegt als volgt. De gemachtigde van eiser heeft niet betwist dat de fax met het voornemen naar het juiste faxnummer is verzonden en ontvangen. Hij stelt enkel dat het niet publiceren daarvan in het IND-portaal onzorgvuldig is. De enkele stelling dat het voornemen van 31 mei 2023 niet gepubliceerd is in het portaal doet er niet aan af dat verweerder, gelet op het bovenstaande, aannemelijk heeft gemaakt dat hij dit stuk per fax heeft verzonden en de gemachtigde van eiser de ontvangst van het faxbericht niet – op een niet ongeloofwaardige wijze – heeft ontkend. Daarnaast is evenmin betwist dat eiser sinds 4 april 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en zich niet weer heeft gemeld. Het betoog van de gemachtigde ter zitting dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 30, tweede lid, van de Dublinverordening, dat ziet op de kosten van overdrachten, volgt de rechtbank niet. De situatie in dat artikel is hier niet aan de orde. Er is geen sprake van een onrechtmatige overdracht of van een vernietiging van een overdrachtsbesluit nadat de overdracht heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:249.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 juli 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.