ECLI:NL:RBDHA:2023:19760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.28994
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Kroatië

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 8 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 26 september 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname gedaan aan Kroatië, dat is aanvaard.

Eiser voert aan dat er in Kroatië mensenrechtenschendingen plaatsvinden en dat hij daar niet goed behandeld is. De rechtbank overweegt dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn rechten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser aan Kroatië moet worden overgedragen. De rechtbank wijst het beroep af en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.28994
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. S. Sewnath),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. Mahed als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om overname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
aanvaard.
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat uit diverse rapporten en artikelen volgt dat in Kroatië sprake is van mensenrechtenschendingen, pushbacks en politiegeweld. Eiser verwijst daarbij naar meerdere rechtbankuitspraken, waarin onder meer wordt overwogen dat de conclusie van de Europese Commissie van 16 november 2022 achterhaald is, nu het evaluatieproces waarop deze conclusie is gebaseerd heeft plaatsgevonden in de periode tussen 2016 en 2020. Eiser verwijst verder naar het rapport van Human Rights Watch van 3 mei 2023.2 Dit rapport heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) niet meegenomen in de uitspraak van 13 september 2023.3 Eiser verwijst tevens naar het AIDA rapport, 2022-update en een artikel van de Kanttekening van 6 april 2023. Eiser is zelf ook niet goed behandeld in Kroatië. Hij werd daar geslagen door de politie en hij moest zijn kleren uittrekken. Vervolgens heeft hij een brief meegekregen van de Kroatische autoriteiten dat hij het land moest verlaten.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat verweerder, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.4 Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Kroatië, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Kroatische autoriteiten een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Kroatië heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling oordeelde weliswaar op 13 april 20226 dat verweerder nader onderzoek diende te doen naar het risico voor Dublinclaimanten op pushbacks na overdracht nu er serieuze aanknopingspunten in de landeninformatie waren dat pushbacks ook plaatsvonden bij vreemdelingen die - al dan niet na eerdere intrekking van hun asielverzoek in Kroatië - door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere EU- lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden. Uit de recente uitspraak van de Afdeling van 13 september 20237 volgt echter dat verweerder op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek ten aanzien van Kroatië uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De conclusie van de Europese Commissie van 16 november 2022 is daarin ook meegenomen. Het AIDA rapport waar eiser naar heeft verwezen is nog van voor deze uitspraak van de Afdeling. Het artikel van Human Rights Watch van 3 mei 2023 waar eiser naar verwijst, ziet op pushbacks in het grensgebied van Kroatië en ziet niet op Dublinclaimanten op grond waarvan dit artikel niet maakt dat anders geoordeeld moet worden. Verder wordt in het artikel van de
2 Rapport van Human Rights Watch van 3 mei 2023, “Like we were just animals”Pushbacks of people seeking protection from Croatia to Bosnia and Herzegovina.
4 Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ), 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 81.
5 HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 91-92.
Kanttekening van 6 april 2023 verwezen naar Whatsappgroepen van de Kroatische grenspolitie, waarin wordt gesproken over illegale pushbacks van vreemdelingen. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat hij, als Dublinclaimant, hier ook mee te maken zal krijgen. Eiser heeft verder verwezen naar een brief van de Kroatische autoriteiten waarin staat dat hij het land moest verlaten. De rechtbank stelt vast dat deze brief niet is overgelegd. De rechtbank wijst er bovendien verder op dat uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt dat verweerder in de enkele afgifte van een bevel tot uitzetting geen aanleiding hoeft te zien om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan.8 Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser als Dublinclaimant aan Kroatië wordt overgedragen en dat de Kroatische autoriteiten middels het claimakkoord hebben ingestemd met de verantwoordelijkheid om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen. Als eiser problemen ervaart tot het verkrijgen van toegang tot de asielprocedure of indien hij andere problemen ervaart, dient hij zich daarover te beklagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) Kroatische autoriteiten. Het is niet gebleken dat dit voor eiser onmogelijk is of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.