ECLI:NL:RBDHA:2023:19838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.37675
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, die van onbekende nationaliteit is en al ruim negen maanden in bewaring zit. De maatregel was eerder op 29 september 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 8 december 2023, waarbij eiser aanwezig was in het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot 17 november 2023 rechtmatig was, maar dat de voortduring van de maatregel vanaf die datum onrechtmatig is. Dit oordeel is gebaseerd op de lange duur van de bewaring en het feit dat de Marokkaanse autoriteiten op 17 november 2023 hebben aangegeven de nationaliteit van eiser niet te kunnen bevestigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van eiser om in vrijheid gesteld te worden zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om de bewaring voort te zetten. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en eiser een schadevergoeding van € 2.800,00 toegekend voor de onrechtmatige dagen in detentie. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37675

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van onbekende nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 29 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep met behulp van telehoren op 8 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 20 oktober 2023 (in de zaak NL23.31135) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 13 oktober 2023 rechtmatig is.
3. Eiser voert allereerst aan dat de asielbeschikking van 27 oktober 2023, waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw 2000, met drie maanden is verlengd, ten onrechte niet is ondertekend waardoor de verlenging niet rechtmatig tot stand is gekomen. Ook voert eiser aan dat de asielbeschikking niet naar de gemachtigde van eiser is toegezonden waardoor de beschikking niet rechtmatig is uitgereikt en ook om deze reden de verlenging niet rechtmatig tot stand is gekomen.
3.1.
Verder voert eiser aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld waardoor er geen zicht op uitzetting binnen een korte termijn bestaat. Eiser zit in totaal al 9 maanden in bewaring zonder dat het enig doel heeft gediend.
4. Op verzoek van de rechtbank heeft de staatssecretaris ter zitting toelichting gegeven op het feit dat in het verlengingsbesluit van 27 oktober 2023 artikel 59b, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 staat genoemd terwijl de maatregel van bewaring is gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, onder b en c, van de Vw 2000. De staatssecretaris heeft aangegeven dat er inderdaad sprake is van een gebrek maar volgens de staatssecretaris kan het gebrek worden gepasseerd nu uit de overige stukken duidelijk blijkt dat eiser op grond van artikel 59b, eerste lid, onder c, in bewaring kan worden gesteld en nu uit artikel 59b, derde lid, van de Vw 2000 niet blijkt dat nader moet worden gemotiveerd waarom de bewaring wordt verlengd.
5. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris bij besluit van 27 oktober 2023 de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw 2000 met ten hoogste drie maanden heeft verlengd. Dit besluit is onderdeel van een meeromvattende asielbeschikking, waarbij eisers asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank stelt verder vast dat door eiser geen afzonderlijk beroep is ingesteld tegen de verlenging van de maatregel van bewaring. Waarbij de rechtbank opmerkt dat dit voor eiser ook niet mogelijk is. Ingevolge artikel 94, zevende lid, van de Vw 2000 staat tegen een besluit tot verlenging van een vrijheidsbenemende maatregel slechts beroep open indien het gaat om een besluit tot verlenging als bedoeld in artikel 59, zesde lid, of artikel 59b, vijfde lid, van de Vw 2000. Tegen een verlengingsbesluit op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw 2000 is dus geen beroep opengesteld. De rechtsbank is dan ook niet bevoegd om een oordeel te vellen over de door eiser ingestelde gronden tegen het verlengingsbesluit, zoals deze door de rechtbank zijn samengevat in rechtsoverweging 3. De rechtbank kan de verlenging wel beoordelen in het kader van het onderhavige volgberoep. [1]
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verlenging terecht plaatsgevonden. Dat in het verlengingsbesluit van 27 oktober 2023 artikel 59b, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 staat genoemd terwijl de maatregel van bewaring is gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, onder b en c, van de Vw 2000 doet hier niet aan af. Er is immers nog steeds sprake van een verlenging krachtens artikel 59b, eerste lid, onder a, b, of c, zoals artikel 59b, derde lid, van de Vw 2000 vereist. Ook voor het overige is de rechtbank niet gebleken van omstandigheden waardoor de verlenging op dat moment niet had mogen plaatsvinden.
6. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om de voortduring van de maatregel van bewaring vanaf 17 november 2023 onrechtmatig te achten en de belangenafweging vanaf dat moment in het voordeel van eiser te laten uitvallen. De rechtbank acht hiertoe allereerst van belang dat de bewaring tot dat moment al ruim acht maanden duurde. Verder acht de rechtbank van zwaarwegend belang dat uit het voortgangsrapport blijkt dat de staatssecretaris in ieder geval op 17 november 2023 op de hoogte was van het feit dat de nationaliteit van eiser niet door de Marokkaanse autoriteiten kon worden bevestigd, nu deze mededeling op die datum in het voortgangsrapport is gezet. Ook acht de rechtbank van belang dat uit het procesdossier niet duidelijk blijkt of er nu wel of geen (kopie) identiteitsdocumenten van eiser voorhanden zijn. Uit zowel het voornemen van 10 oktober 2023 als de beschikking van 27 oktober 2023 blijkt immers dat eiser geen enkel document heeft overgelegd om zijn identiteit of nationaliteit te kunnen vaststellen. Vervolgens staat op 20 november 2023 in het voortgangsrapport genoemd dat de zaak, nadat de Marokkaanse autoriteiten hebben aangegeven de nationaliteit van eiser niet te kunnen bevestigen, nog eens wordt voorgelegd aan de consul van het consulaat van Marokko in Amsterdam, met de vraag om uitleg omdat er wel (kopie) documenten aanwezig zouden zijn bij de laissez-passer (lp) aanvraag. Recentere ontwikkelingen volgen niet uit de M120. Onder al deze omstandigheden weegt het belang van eiser om in vrijheid gesteld te worden zwaarder dan het belang van de staatssecretaris om de bewaring te laten voortduren.
7. Het beroep is gegrond. De maatregel van bewaring was vanaf 17 november 2023 onrechtmatig. De rechtbank beveelt onmiddellijk opheffing van de maatregel van bewaring.
8. Nu de maatregel onrechtmatig heeft voortgeduurd is er aanleiding eiser een schadevergoeding toe te kennen voor de dagen die de maatregel onrechtmatig ten uitvoer is gelegd. Eiser komt een schadevergoeding toe van in totaal € 2.800,00 (28 dagen in het detentiecentrum Rotterdam à € 100,00).
9. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 2.800,00 te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 7 augustus 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:9746.