ECLI:NL:RBDHA:2023:19841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.37223 en NL23.37305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een aanvullend terugkeerbesluit en onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanvullend terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen beide besluiten, die op 24 november 2023 waren genomen. De rechtbank oordeelde dat het aanvullende terugkeerbesluit onrechtmatig was, omdat het niet duidelijk was op welk eerder terugkeerbesluit het betrekking had. De rechtbank stelde vast dat er geen terugkeerbesluit van 3 augustus 2015 was genomen, zoals in het aanvullende besluit werd vermeld. Dit gebrek aan context en de onzorgvuldige voorbereiding, waarbij eiser niet was gehoord, leidde tot de vernietiging van het besluit.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat deze was gebaseerd op het vernietigde aanvullende terugkeerbesluit. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet had voldaan aan de vereisten voor het opleggen van de maatregel van bewaring, aangezien de eerdere terugkeerbesluiten niet voldeden aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.100,00 aan eiser voor de onrechtmatige bewaring en heeft de proceskosten vastgesteld op € 3.348,00.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, afhankelijk van het type besluit waartegen beroep is ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.37223 en NL23.37305

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S.T.V. Le),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G. Bouius).

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2023 (bestreden besluit 1) heeft de staatssecretaris aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd.
Bij besluit van 24 november 2023 (het bestreden besluit 2) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het beide bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 2 moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft met behulp van telehoren de beroepen op 8 december 2023 gezamenlijk op zitting behandeld. Eiser is op het detentiecentrum in Rotterdam verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden, in afwachting van de vertaling van de aan eiser overhandigde informatiebrief tijdens zijn inbewaringstelling.
De staatssecretaris heeft op 8 december 2023 de vertaling van de informatiebrief aan het dossier toegevoegd.
Eiser heeft hier op 8 december 2023 schriftelijk op gereageerd.
De rechtbank heeft, nadat beide partijen niet hebben aangegeven nader te hoeven worden gehoord ter zitting, het onderzoek op 14 december 2023 gesloten.

Overwegingen

Over bestreden besluit 1
1. De staatssecretaris heeft op 24 november 2023 een aanvullend terugkeerbesluit genomen. In het aanvullend terugkeerbesluit staat vermeld dat het een vervolg en aanvulling betreft op het terugkeerbesluit van 3 augustus 2015 dat als herhaald en ingelast moet worden beschouwd en dat de terugkeerverplichtingen van de Nederlandse overheid zich zullen richten op Marokko.
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat het aanvullend terugkeerbesluit van 24 november 2023 geen rechtsgeldige aanvulling betreft omdat uit het aanvullende terugkeerbesluit blijkt dat het een aanvulling betreft op het terugkeerbesluit van 3 augustus 2015, maar uit het dossier is niet gebleken dat op die datum een terugkeerbesluit is opgelegd. Verder voert eiser aan dat het aanvullende terugkeerbesluit onrechtmatig is genomen omdat het niet zorgvuldig is voorbereid. Eiser is namelijk voorafgaand aan het aanvullende terugkeerbesluit niet gehoord. Eiser verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 25 september 2023, rechtsoverwegingen 3.4 en 3.5. [1]
3. De staatssecretaris heeft ter zitting toegelicht dat de in het aanvullende terugkeerbesluit genoemde datum van 3 augustus 2015 een vergissing is. Echter blijkt volgens de staatssecretaris uit de overige dossierstukken wel voldoende duidelijk waar het aanvullende terugkeerbesluit een aanvulling op is. Verder stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat het tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling voor eiser voldoende duidelijk was dat er wordt gestuurd op terugkeer naar Marokko, hierdoor is hij niet in zijn belangen geschaad.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken van een op 3 augustus 2015 genomen terugkeerbesluit. De rechtbank is hierdoor en door het gebrek aan overige context in het aanvullende terugkeerbesluit van oordeel dat onvoldoende duidelijk is op welk terugkeerbesluit het aanvullende terugkeerbesluit terugslaat. Dat volgens de staatssecretaris uit andere documenten uit het dossier deze context wel zou blijken, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. De rechtbank is verder van oordeel dat het aanvullende terugkeerbesluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid nu eiser voorafgaand aan het aanvullende terugkeerbesluit niet in dit kader is gehoord. De verwijzing van de staatssecretaris naar het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling volstaat naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet. Uit het verslag van het gehoor blijkt niet dat eiser specifiek is gewezen op het feit dat er mogelijk een aanvullend terugkeerbesluit gericht op Marokko aan eiser zou worden opgelegd en eiser is dus ook niet gevraagd naar omstandigheden die hij in dat kader naar voren zou willen brengen. Hiermee heeft de staatssecretaris niet voldaan aan de eisen uit de door eiser aangehaalde Afdelingsuitspraak van 23 september 2023. Gezien voorgaande acht de rechtbank het aanvullende terugkeerbesluit onrechtmatig en zal het overgaan tot de vernietiging van het besluit.
Over bestreden besluit 2
6. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De staatssecretaris heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
7. De staatssecretaris heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Voorts heeft de staatssecretaris overwogen dat een minder dwingende maatregel (een lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat het terugkeerbesluit en inreisverbod onrechtmatig is genomen, waardoor de maatregel van bewaring ook onrechtmatig moet worden geacht.
9. De rechtbank stelt vast dat het (te vernietigen) aanvullende terugkeerbesluit geen inreisverbod behelst. Nu het aanvullende terugkeerbesluit wordt vernietigt, kan het niet aan de bewaringsmaatregel ten grondslag worden gelegd. De terugkeerbesluiten van 10 oktober 2014 en 26 juni 2015 voldoen in dit geval niet aan de eisen om iemand in bewaring te stellen. In die besluiten wordt genoemd dat eiser is geboren in Algerije en de Algerijnse nationaliteit heeft, terwijl de inbewaringstelling van eiser is gericht op uitzetting naar Marokko. Hierdoor wordt niet voldaan aan de vereisten zoals die voortvloeien uit de arresten van het Hof van Justitie F.M.S. e.a. [2] en M. e.a. [3] . Naar het oordeel van de rechtbank is de maatregel van bewaring hierdoor van meet af aan onrechtmatig.
9.1.
Gezien het voorgaande en gezien het feit dat aan eiser een schadevergoeding wordt toegekend vanaf de datum van oplegging van deze maatregel, laat de rechtbank de overige door eiser aangevoerde beroepsgronden onbesproken.
Over de beroepen
10. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is gegrond. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is gegrond. De maatregel van bewaring is van meet af aan onrechtmatig. De rechtbank beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring.
11. Nu de maatregel van bewaring onrechtmatig heeft voortgeduurd is aanleiding eiser een schadevergoeding toe te kennen voor de dagen dat de maatregel onrechtmatig ten uitvoer is gelegd. Eiser komt een schadevergoeding toe van in totaal € 2.100,00 (21 dagen in het detentiecentrum Rotterdam à € 100,00).
12. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 3.348,00 (voor elk beroep 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en voor elk beroep 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1). Naar het oordeel van de rechtbank is er namelijk geen sprake van samenhangende beroepen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het aanvullende terugkeerbesluit van 24 november 2023;
- beveelt de staatssecretaris tot onmiddellijke opheffing van de bewaring;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 2.100,00 te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.348,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.ECLI:EU:C:2020:367.
3.ECLI:EU:C:2021:127.