ECLI:NL:RBDHA:2023:19879

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.27325
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, gedateerd 1 september 2023, hield in dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling werd genomen, omdat Tsjechië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres betwistte dit en stelde dat Nederland de aanvraag aan zich moest trekken, omdat er geen effectief rechtsmiddel in Tsjechië zou zijn.

De rechtbank heeft de zaak op 12 oktober 2023 behandeld, maar de zitting werd aangehouden vanwege het niet verschijnen van de tolk. Op 7 december 2023 vond een nieuwe zitting plaats, waarbij de rechtbank de argumenten van eiseres en verweerder opnieuw overwoog. Eiseres voerde aan dat er in Tsjechië geen effectief rechtsmiddel beschikbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat vonnissen van nationale en Europese rechters niet werden opgevolgd. De rechtbank concludeerde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet was aangetast en dat er geen aanleiding was om het beroep aan te houden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is geanonimiseerd gepubliceerd. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27325
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.J. van den Hoogen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. S.J.R.R. Vreugdenhil-Brock en mr. R.A. Mandersloot).

Procesverloop

In het besluit van 1 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Tsjechië daarvoor verantwoordelijk is.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J.R.R. Vreugdenhil-Brock. Ter zitting is het beroep aangehouden vanwege het niet verschijnen van de tolk.
Op 7 december 2023 heeft de rechtbank het beroep opnieuw op een zitting behandeld in Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Mandersloot. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres, aangezien zij met een Tsjechisch visum naar Europa is gekomen. Wel in geschil is of Nederland de asielaanvraag van eiseres aan zich moet trekken. Dat is verplicht als niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
2. In de eerste plaats voert eiseres aan dat er in Tsjechië geen effectief rechtsmiddel wordt geboden. Dat blijkt volgens eiseres uit de rapportage van het
Hungarian Helsinki Committeevan 17 oktober 2022. [1] Verweerder heeft echter terecht aangevoerd dat daaruit niet is af te leiden dat vonnissen van nationale en Europese rechters structureel niet worden opgevolgd. Er dient dus van uit te worden gegaan dat er in Tsjechië voor asielzoekers een effectief rechtsmiddel is. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel is in zoverre niet aangetast.
3. Ten tweede is de vraag of kan worden uitgegaan van de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft gewezen op rechtspraak van lagere rechters [2] en op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). [3] De lijn van deze zittingsplaats is dat er niet wordt aangehouden in Dublinzaken in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen uit 2022 over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4] Er dient nog steeds van de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel te worden uitgegaan. Dat is geldend recht. Er is een conclusie van de advocaat-generaal [5] die ook uitgaat van deelbaarheid, maar daar kunnen volgens eiseres geen gevolgen aan worden verbonden. Maar dat kan evenmin aan het stellen van prejudiciële vragen als zodanig. Het is bekend dat de Afdeling in Dublin-Polen-zaken verzoeken om een voorlopige voorziening toewijst. Maar het is ook bekend dat dit bij Dublinzaken over andere lidstaten niet gebeurt. Er dient daarom nog steeds te worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Om die reden bestaat er geen aanleiding om het beroep aan te houden.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Hungarian Helsinki Committee, ‘Implementing judgments in the field of asylum and migration on odd days’, 17 oktober 2022.
2.Voorzieningenrechter rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, 27 maart 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:1415, en 8 november 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:5287.
3.Voorzieningenrechter Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4111.
4.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
5.Conclusie van advocaat-generaal J. Richard de la Tour van 13 juli 2023, ECLI:EU:C:2023:593.