In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, gedateerd 1 september 2023, hield in dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling werd genomen, omdat Tsjechië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres betwistte dit en stelde dat Nederland de aanvraag aan zich moest trekken, omdat er geen effectief rechtsmiddel in Tsjechië zou zijn.
De rechtbank heeft de zaak op 12 oktober 2023 behandeld, maar de zitting werd aangehouden vanwege het niet verschijnen van de tolk. Op 7 december 2023 vond een nieuwe zitting plaats, waarbij de rechtbank de argumenten van eiseres en verweerder opnieuw overwoog. Eiseres voerde aan dat er in Tsjechië geen effectief rechtsmiddel beschikbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat vonnissen van nationale en Europese rechters niet werden opgevolgd. De rechtbank concludeerde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet was aangetast en dat er geen aanleiding was om het beroep aan te houden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is geanonimiseerd gepubliceerd. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.