ECLI:NL:RBDHA:2023:19918
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, conform de Dublinverordening. Eiser had eerder een asielverzoek ingediend in Griekenland en betoogde dat Nederland de aanvraag moest behandelen omdat het niet mogelijk was om vreemdelingen naar Griekenland over te dragen. De rechtbank heeft de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit terecht was genomen. De rechtbank verwees naar artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, dat bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. De rechtbank concludeerde dat Kroatië de verantwoordelijke lidstaat was, aangezien Nederland een verzoek om terugname had gedaan dat door Kroatië was aanvaard. Eiser's argument dat Griekenland verantwoordelijk zou zijn, werd verworpen, mede omdat de uitspraak waarnaar hij verwees door de hoogste bestuursrechter was vernietigd. De rechtbank bevestigde dat er geen reden was om niet van de door Kroatië geaccepteerde claim uit te gaan, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.