ECLI:NL:RBDHA:2023:19968
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote. De aanvraag is op 27 februari 2022 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 had verweerder binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar heeft uiteindelijk niet binnen de gestelde termijn van 27 augustus 2023 een besluit genomen. Eiser heeft verweerder op 1 september 2023 in gebreke gesteld en op 19 september 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft eiser vrijstelling van griffierecht verleend op basis van zijn financiële situatie. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. De rechtbank heeft een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, omdat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht is verstreken.
De proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 418,50, en verweerder is veroordeeld tot betaling van deze kosten. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.