ECLI:NL:RBDHA:2024:15841
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf; beroep gegrond verklaard
Op 27 februari 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres heeft de minister van Asiel en Migratie in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Op 19 september 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 12 december 2023 het beroep kennelijk gegrond verklaard en een beslistermijn van twintig weken opgelegd. Eiseres heeft op 6 augustus 2024 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, volgens de Awb. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verweerder niet binnen de eerder gestelde termijn heeft beslist en dat de rechterlijke dwangsom van € 7.500 inmiddels is belopen.
Verweerder heeft verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden en om een ruimere beslistermijn op te leggen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een dwangsom van € 200 per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan op 30 september 2024 en openbaar gemaakt.