ECLI:NL:RBDHA:2023:20124
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de terugvordering van zorg- en huurtoeslag na termijnoverschrijding door de Belastingdienst
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2023, onder zaaknummer 23/3288, is het beroep van eiseres tegen de definitieve berekening van haar huurtoeslag en zorgtoeslag beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, waarbij haar huurtoeslag op nihil was gesteld en haar zorgtoeslag lager was vastgesteld. De rechtbank constateert dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het bezwaar, zoals vastgelegd in artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is overschreden. Echter, deze termijn is geen fatale termijn, wat betekent dat de overschrijding geen gevolgen heeft voor de hoogte van de zorg- en huurtoeslag of de terugvordering daarvan. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de terugvordering gematigd of kwijtgescholden zou moeten worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst binnen twee weken na de ingebrekestelling alsnog een besluit heeft genomen, waardoor er geen dwangsom verschuldigd is. Eiseres betwist niet dat de Belastingdienst de zorg- en huurtoeslag mocht terugvorderen, maar stelt dat de overschrijding van de beslistermijn aanleiding moet geven tot kwijtschelding van het teruggevorderde bedrag. De rechtbank oordeelt dat er geen wettelijke basis is voor deze kwijtschelding en dat de overschrijding van de beslistermijn op zichzelf de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet aantast. Het beroep van eiseres wordt dan ook ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.