ECLI:NL:RBDHA:2023:20126

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
23/428
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Woo-verzoek inzake openbaarmaking cultuurgoederen en geheimhoudingsplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar Woo-verzoek behandeld. Eiseres had verzocht om een lijst van cultuurgoederen die door de Staat zijn verworven, inclusief inventarisnummers en de instellingen waaraan deze in bruikleen zijn gegeven. De staatssecretaris voor Cultuur en Media heeft dit verzoek afgewezen op basis van de geheimhoudingsplicht uit artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De rechtbank oordeelt dat de geheimhoudingsplicht van toepassing is, omdat de informatie die eiseres verzoekt, verband houdt met de uitvoering van de belastingwet. Eiseres betoogt dat de geheimhoudingsplicht niet van toepassing zou moeten zijn, omdat het ministerie van OCW niet betrokken is bij de uitvoering van de belastingwet en de erfbelasting is kwijtgescholden. De rechtbank volgt echter het standpunt van verweerder dat de geheimhoudingsplicht ook geldt voor informatie die in verband staat met de uitvoering van de belastingwet, ongeacht of er sprake is van belastingheffing. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van het Woo-verzoek terecht is gedaan. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/428

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

de staatssecretaris voor Cultuur en Media, verweerder

(gemachtigde: mr. R.J. Oskam & L. van Eindhoven).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het Woo [1] -verzoek van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 19 juli 2022 gedeeltelijk afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft op 6 juni 2022 een Woo-verzoek aan verweerder gedaan. Met dit verzoek heeft zij onder andere gevraagd om een lijst, waarop van ieder jaar sinds de inwerkingtreding van de Cultuurgoedregeling uit artikel 67, derde lid, van de Successiewet 1956 en 1997, de door de Staat verworven voorwerpen zijn vermeld met het betreffende inventarisnummer van de Rijkscollectie en vermelding van het museum of de instelling waaraan het betreffende voorwerp in bruikleen is gegeven.
2.1.
Verweerder heeft het verzoek voor zover het ziet op het bovenstaande afgewezen omdat de geheimhoudingsplicht uit artikel 67 Awr [2] in de weg staat aan een verzoek op grond van artikel 4.1. en 5.7. Woo. Het bezwaar van eiseres tegen dit besluit is niet-ontvankelijk verklaard nu artikel 67 Awr van toepassing is en artikel 8.8 van de Woo toepassing van artikel 4.1 van de Woo (openbaarmaking op verzoek) uitsluit. Ook voor toepassing van artikel 5.7 van de Woo (toegang tot niet-openbare informatie ten behoeve van onderzoek) is om die reden geen ruimte. Dit leidt ertoe dat de weigering om de verzochte documenten te verstrekken niet een voor bezwaar of beroep vatbaar besluit oplevert . [3]
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Volgens eiseres gaat de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Awr niet zover dat het ministerie van OCW [4] de cultuurgoederen die de Staat heeft verworven via de Cultuurgoedregeling [5] niet bekend zou mogen maken. De minister van OCW is namelijk niet als zodanig betrokken bij enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet. Hij is dan ook niet tot geheimhouding gehouden. Daarbij komt dat het hier niet gaat om het heffen of invorderen van enige belasting maar om het vrijwillig gebruik maken van een belastingfaciliteit op verzoek van een belastingplichtige. De erfbelasting is kwijtgescholden. Na de kwijtschelding is geen sprake meer van uitvoering van de belastingwet. De geheimhoudingsplicht van artikel 67 Awr eindigt naar de mening van eiseres dan ook bij de kwijtschelding van de erfbelasting. Als laatste wil eiseres nog wijzen op het belang van de kenbaarheid van de besteding van publieke middelen en de publieke toegankelijkheid van overheidsinformatie. De verworven cultuurgoederen zijn verkregen met het inkomen uit belastingen of te wel uit publieke middelen. Als informatie over deze bestedingen niet openbaar gemaakt wordt staat dat in de weg aan een deugdelijke democratische controle van de toepassing van de Cultuurgoedregeling.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is artikel 67 Awr van toepassing?
4. Zoals de hoogste bestuursrechter [6] eerder heeft geoordeeld, is artikel 67, eerste lid, van de Awr een bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter die prevaleert boven de Wob [7] . Voor de Woo is dit inmiddels ook vastgelegd in artikel 8.8 Woo. Om vast te stellen of de documenten onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67, eerste lid, van de Awr vallen, dient beoordeeld te worden of aangetroffen documenten betrekking hebben op hetgeen uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt medegedeeld. Artikel 67 Awr kent een zeer verstrekkende geheimhoudingsplicht.
4.1.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de fiscale geheimhoudingsplicht in dit geval geldt ten opzichte van een ieder die uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander iets blijkt of wordt medegedeeld en niet enkel voor de uitvoerende instanties die primair belast zijn met de heffing en invordering van belastingen. De stelling van eiseres dat er bij overdracht van een cultuurgoed aan de Staat geen sprake is van belastingheffing en de geheimhoudingsplicht zou eindigen op het moment dat de erfbelasting wordt kwijtgescholden, laat onverlet dat de informatie in de verzochte documenten verkregen is in verband met de uitvoering van de belastingwet. Er is in dit geval sprake van ‘gegevens in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet’ in de zin van artikel 67 van de Awr. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verweerder heeft toegelicht op welke wijze hij betrokken is bij de uitvoering van de Cultuurgoedregeling. Deze Cultuurgoedregeling staat in de successiewet 1956, dit is een belastingwet. De cultuurgoedregeling is tot stand gekomen in overleg met de toenmalige staatssecretaris van OCW. De verdere betrokkenheid van verweerder blijkt ook duidelijk uit artikel 13 van het uitvoeringsbesluit Successiewet 1956. Het gaat dan met name om de samenstelling van de commissie, de kosten die de commissie maakt en bijvoorbeeld ook de raadgevende rol die de algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft. Verweerder is dan ook betrokken bij de uitvoering van de belastingwet.
Uit artikel 15 van het uitvoeringsbesluit blijkt vervolgens ook duidelijk dat de kwijtschelding van de erfbelasting onlosmakelijk verbonden is met de overdracht van het cultuurgoed en de opname in de rijkscollectie. Deze rijkscollectie wordt door verweerder beheerd. De herkomst van het staatseigendom is gelet op het bovenstaande gelegen in het gebruik maken van de cultuurgoedregeling en moet daarmee gezien worden als informatie “over de persoon of zaken van een ander”. Het staatseigendom kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet losgezien worden van de Cultuurgoedregeling.
4.2.
Gelet op het bovenstaande gaat het hier om gegevens die onder artikel 67 van de Awr vallen. Door de hoogste bestuursrechter [8] is eerder bepaald dat de beslissing om een verzoek om informatie op grond van de Awr af te wijzen geen voor bezwaar en beroep vatbaar besluit is. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres op dit punt dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.3.
De rechtbank merkt nog wel op dat verweerder op zitting heeft aangegeven dat ook hij het belangrijk vindt dat de informatie waar eiseres om vraagt in enige vorm openbaar wordt. Aangegeven is dat wordt onderzocht of er tot een (wettelijke) regeling kan worden gekomen. Voor nu maakt dit de zaak echter niet anders omdat op dit moment artikel 67 Awr nog in de weg staat aan openbaarmaking van de gegevens.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet open overheid.
2.Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.artikel 1:3, 7:1 en 8:1 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
5.artikel 67, derde lid, van de Successiewet 1956.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3317.
7.Wet openbaarheid bestuur.
8.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3318.