ECLI:NL:RBDHA:2023:20143

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
09/025224-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van moord en zware mishandeling in zaak tussen verdachte en slachtoffer met onduidelijke doodsoorzaak

In de zaak van de verdachte, die wordt beschuldigd van het om het leven brengen van zijn tweelingbroer, heeft de rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan verdacht op 23 januari 2023 in 's-Gravenzande zijn broer opzettelijk en met voorbedachten rade te hebben gedood, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel te hebben toegebracht, wat tot de dood heeft geleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de doodsoorzaak niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Er zijn verschillende hypotheses gepresenteerd, waaronder een fatale verzuring van het bloed en een bloeding onder het harde hersenvlies, maar geen van deze hypotheses kan met zekerheid aan de verdachte worden toegeschreven.

De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van doodslag, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen het handelen van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer. De verdachte had verklaard dat zijn broer vaak viel door alcoholgebruik, wat ook door getuigen werd bevestigd. De rechtbank concludeerde dat het niet bewezen kon worden dat de verdachte verantwoordelijk was voor de dood van zijn broer, en sprak hem vrij van zowel moord als zware mishandeling.

Daarnaast werd er een vordering tot teruggave van in beslag genomen voorwerpen behandeld, waarbij de rechtbank besloot dat een geldbedrag van € 2.275,- aan de verdachte moest worden teruggegeven. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-025224-23
Datum uitspraak: 21 december 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1971 [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 9 mei 2023, 6 juli 2023, 28 september 2023 (alle pro forma) en 7 december 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. S.M. Hoogenraad naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van
7 december 2023 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 januari 2023 te 's-Gravenzande, gemeente Westland [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of zijn ribben en/of zijn arm en/of zijn lichaam heeft geslagen en/of geschopt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 januari 2023 te 's-Gravenzande, gemeente Westland aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere ribfracturen en/of hersenletsel en/of een breuk van het schildkraakbeen en/of een breuk van de ellenpijp en/of het borstbeen heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of zijn ribben en/of zijn arm en/of zijn lichaam te slaan en/of te schoppen terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
In deze zaak draait het om de [verdachte] en [slachtoffer] , die samen in één huis woonden. In de ochtend van 24 januari 2023 trof de verdachte het levenloze lichaam van zijn broer aan. Hij is hierop naar het huis van zijn ouders gelopen, waar vervolgens 112 is gebeld.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan gedragingen van de verdachte kan worden toegerekend.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde doodslag. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de voor moord noodzakelijke voorbedachten rade niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en heeft van dit onderdeel van de tenlastelegging partiële vrijspraak gevorderd. Zij heeft gesteld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte vol opzet heeft gehad op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer, maar dat het voorwaardelijk opzet op de dood wel bewezen kan worden verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Zij heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld wat precies de oorzaak van het overlijden van het slachtoffer is geweest.
3.4.
Vrijspraak
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij het slachtoffer op 23 januari 2023 met geweld om het leven heeft gebracht. Om tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde moord/doodslag of de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling met de dood tot gevolg te kunnen komen, is vereist dat kan worden vastgesteld dat de dood van het slachtoffer het gevolg is geweest van geweldstoepassing door de verdachte. Over de doodoorzaak is gerapporteerd door [deskundige] , arts en forensisch patholoog, die ook als deskundige is gehoord op de terechtzitting.
Er heeft forensisch-pathologisch en toxicologisch onderzoek plaatsgevonden. Uit dit onderzoek zijn drie hypotheses betreffende de doodsoorzaak naar voren gekomen, namelijk dat de dood is veroorzaakt door:
1) een fatale verzuring van het bloed (ketoacidose),
2) inklemming van de hersenen door een bloeding onder het harde hersenvlies ten gevolge van stomp botsende krachtsinwerking op het hoofd, of
3) een combinatie van beide.
De ribbreuken kunnen aan (de snelheid van) het overlijden van het slachtoffer hebben bijgedragen.
[deskundige] heeft ten aanzien van het letsel beschreven dat sprake was van een uitgebreide bloeduitstorting in de schedelhuid, letsel bij het rechteroor, een uitgebreide bloeduitstorting onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom) en er waren traumatische letsels in de hersenen. Al deze letsels zijn ontstaan door een stomp botsende krachtsinwerking, zoals vallen of geslagen worden. Hierbij merkt [deskundige] op dat een (fataal) subduraal hematoom kan ontstaan door een val op het hoofd uit staande positie op een harde ondergrond.
Een subduraal hematoom is een bloeding in de schedel die ruimte inneemt, waardoor de druk in de schedel verhoogd en de hersenen ingeklemd kunnen raken. De inklemming van de hersenen kan leiden tot ademhaling- en hartfunctiestoornissen op basis waarvan het overlijden kan worden verklaard. De bloeding onder het hersenvlies toonde een ouderdom van circa één tot enkele dagen, wat wijst op enige overleving na het ontstaan van de bloeding. Het is mogelijk dat het slachtoffer na het ontstaan van het hersenletsel nog bij kennis was en enige tijd deels of volledig handelingsbekwaam was.
Ter zitting heeft [deskundige] verklaard dat het letsel geen patroon vertoonde en aspecifiek was. Daarom kan slechts worden uitgegaan van een algemene omschrijving (een stomp botsende krachtsinwerking), omdat het letsel past bij zowel vallen als geslagen worden. Het één is daarbij niet waarschijnlijker dan het ander. Het letsel dateert van verschillende momenten, dit kan passen bij herhaaldelijk vallen maar ook bij herhaaldelijk slaan.
De verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig ruzie had met het slachtoffer over zijn alcoholgebruik. Daarbij ging het er vaak verbaal hard aan toe en was er ook wel eens sprake van het gebruik van fysiek geweld over en weer. Ook in het betreffende weekend voor het overlijden van het slachtoffer hadden zij veel ruzie en heeft de verdachte bekend dat zij elkaar hebben geslagen en geschopt.
Verder heeft de verdachte verklaard dat het slachtoffer vaak viel doordat hij veel alcohol dronk en vaak ‘laveloos’ was. Ook in de dagen voor het overlijden was dit het geval. Volgens de verdachte is het slachtoffer op zaterdag 21 januari 2023 met zijn achterhoofd op het aanrechtblad gevallen en met de zijkant van het hoofd op de verwarming. Deze verklaring wordt onderbouwd door het aangetroffen bloed op de verwarmingsknop in de keuken. In het dossier zitten meer aanwijzingen waaruit volgt dat het slachtoffer (het betreffende weekend) meerdere keren is gevallen. De rechtbank wijst in dit verband op het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat de politie het slachtoffer op 21 januari 2023 dronken heeft aangetroffen in zijn bus. Zij zagen toen een verwonding op zijn hoofd. Het slachtoffer verklaarde toen dat hij was gevallen en hierdoor de verwonding had opgelopen. Ook wijst de rechtbank op de verklaring van de dochter van het slachtoffer dat haar vader nog wel eens een borreltje lustte, heel onhandig was en dat hij vaker tegen dingen aanstootte en dan omviel.
De rechtbank kan, gelet op het voorgaande, niet met voldoende zekerheid vaststellen waaraan het slachtoffer is overleden en dus ook niet of het handelen van de verdachte een noodzakelijke factor is geweest voor het overlijden van het slachtoffer. Ook als de rechtbank al zou kunnen vaststellen dat het slachtoffer is overleden door de bloeding onder het harde hersenvlies, dan nog is niet vast te stellen of deze bloeding is ontstaan door een val of door slaan/schoppen door de verdachte. Dat er een causaal verband bestaat tussen het overlijden van het slachtoffer en het handelen van de verdachte, zoals door de officier van justitie is betoogd, acht de rechtbank dan ook niet bewezen.
Bij het slachtoffer zijn verder ribfracturen, een breuk van het schildkraakbeen, een breuk van de ellenpijp en/of het borstbeen geconstateerd. Evenals hierboven is overwogen ten aanzien van het hersenletsel, geldt ook ten aanzien van dit overige letsel dat niet is vast te stellen dat dit is ontstaan doordat de verdachte het slachtoffer (met kracht) tegen het hoofd en/of zijn ribben en/of zijn arm en/of zijn lichaam heeft geslagen of geschopt zoals ten laste is gelegd. Dit heeft tot gevolg dat de impliciet subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling evenmin kan worden bewezen.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de tenlastelegging.
De overige standpunten van de officier van justitie en de verweren van de advocaat hoeven daarom niet verder besproken te worden.

4.De inbeslaggenomen voorwerpen

4.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1. genoemde voorwerp, te weten een bedrag van € 2.275,- zal worden teruggegeven aan de verdachte.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1. genoemde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 2.275,00.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1. genoemde voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 2.275,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
mr. F. Bouman, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Ast-Natadiningrat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2023.