ECLI:NL:RBDHA:2023:20144
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser op 11 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 24 juni 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 15 november 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd om te onderzoeken of verweerder bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en of er proceskosten verschuldigd zijn. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft met betrekking tot het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast sluit de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND uit dat er bestuurlijke dwangsommen kunnen worden verbeurd op besluiten van asielaanvragen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, waarin is geoordeeld dat de Tijdelijke wet niet onverbindend is wegens strijd met het Unierecht.
Aangezien eiser met het beroep niet kan bereiken wat hij wil, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat eiser terecht beroep heeft ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Daarom is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.