In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 19 oktober 2023 op basis van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had deze maatregel eerder al getoetst in een uitspraak van 3 november 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 12 december 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was.
De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. De rechtbank legt uit dat als de maatregel in strijd is met de Vw 2000 of niet gerechtvaardigd is, zij het beroep gegrond zou verklaren en de maatregel zou opheffen of wijzigen.
Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. De rechtbank oordeelt echter dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat de staatssecretaris wel degelijk voortvarend handelt. De rechtbank ziet geen grond om te concluderen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet is voldaan. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.