ECLI:NL:RBDHA:2023:20152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
NL23.38154
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 19 oktober 2023 op basis van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had deze maatregel eerder al getoetst in een uitspraak van 3 november 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 12 december 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was.

De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. De rechtbank legt uit dat als de maatregel in strijd is met de Vw 2000 of niet gerechtvaardigd is, zij het beroep gegrond zou verklaren en de maatregel zou opheffen of wijzigen.

Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. De rechtbank oordeelt echter dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat de staatssecretaris wel degelijk voortvarend handelt. De rechtbank ziet geen grond om te concluderen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet is voldaan. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38154

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 19 oktober 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst bij uitspraak van 3 november 2023. [1]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 12 december 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
4.1.
Uit de uitspraak van 3 november 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 31 oktober 2023) rechtmatig is.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting werkt omdat uit de voortgangsrapportage blijkt dat op 22 november 2023 een beroep en een voorlopige voorziening tegen het besluit van 15 november 2023 tot afwijzing van de asielaanvraag zijn ingediend. Het is volgens eiser onduidelijk wanneer de staatssecretaris heeft verzocht om de behandeling van de voorlopige voorziening naar voren te halen. Ook is onduidelijk wanneer de behandeling van het beroep en de voorlopige voorziening zal plaatsvinden omdat in de mutatie van de voortgangsrapportage staat dat dit op 4 december 2023 is terwijl verderop staat dat het op 4 januari 2024 is.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage van 6 december 2023 volgt dat de medewerker van de Dienst Terugkeer en Vertrek op 24 november 2023 de afdeling Juridische Zaken van de IND heeft verzocht om de behandeling van de voorlopige voorziening naar voren te laten halen. Op dezelfde dag staat een notering onder opmerkingen dat een zittingsdatum is vastgesteld op 4 januari 2024. Hiermee is voldoende duidelijk dat de staatssecretaris voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
6. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. van Gerwen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 3 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:17272.
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.