ECLI:NL:RBDHA:2023:20299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.19251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Venezolaanse eiseres wegens onvoldoende onderbouwing van bedreigingen en risico's

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een Venezolaanse, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft op 23 april 2022 een aanvraag ingediend, die op 8 juni 2023 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. Eiseres stelt dat zij en haar familie bedreigd worden vanwege het werk van haar vader bij de politie in Venezuela, waar hij onder druk is gezet om criminele activiteiten te ondernemen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de verklaringen van eiseres over de bedreigingen niet geloofwaardig heeft hoeven achten, omdat deze vaag en summier zijn. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat haar situatie in Venezuela zo ernstig is dat zij een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade bij terugkeer, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van vluchtelingschap in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat de asielaanvraag ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.19251
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Venezolaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002. Zij heeft op 23 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 8 juni 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met twee verweerschriften (3 november 2023 en 29 november 2023).
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, D.P. Navarete als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Beoordeling door de rechtbank
2. Eiseres heeft op 23 april 2022 een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij uit Venezuela is gevlucht vanwege de doodsbedreigingen tegen haar familie en tegen haarzelf. De stiefvader (hierna: vader) van eiseres werkte namelijk bij de politie en zij hebben de vader van eiseres opgedragen dat hij bepaalde (criminele) activiteiten moest ondernemen. De vader van eiseres wilde dit niet en besloot daarom ontslag te nemen. Dat werd echter niet toegelaten door zijn leidinggevende. Uiteindelijk kwam eiseres’ vader tot een overeenkomst met zijn leidinggevende, waarbij de vader van eiseres een bepaald bedrag moest betalen en daardoor niet meer hoefde te werken bij de politie. Vanaf dat moment werd de familie van eiseres bedreigd. Op een dag werd de vader van eiseres bedreigd en werd gezegd dat als hij niet terug zou komen op zijn werk, ze eiseres zouden weghalen om er zeker van te zijn dat hij terug zou keren. De bedreigingen gaan tot de dag van vandaag door. De moeder van eiseres is ook onlangs mishandeld met de
mededeling dat ze niet mag vertellen wat er bij de politie gebeurt. Als eiseres terugkeert naar Venezuela, staat haar hetzelfde lot te wachten als haar moeder.
Verder heeft eiseres aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat de staat waar zij vandaan komt, Zulia, corrupter is dan andere staten in Venezuela. De economie is er niet goed, het is niet veilig en er zijn veel problemen met het verkrijgen van documenten, zoals een paspoort.
3. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond, op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). Volgens de staatssecretaris bevat het asielrelaas van eiseres de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Bedreigingen vanwege werk van stiefvader.
4. De staatssecretaris heeft overwogen dat relevant element 1 geloofwaardig wordt geacht. Relevant element 2 wordt echter niet geloofwaardig geacht, omdat eiseres vaag, summier en ongerijmd heeft verklaard en omdat zij niet heeft onderbouwd dat de politie en de leidinggevende van haar vader zijn betrokken bij het criminele circuit. Ook heeft eiseres niet kunnen onderbouwen dat zij net als haar moeder slachtoffer is geworden van een behandeling in strijd met artikel 2 en/of 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het door de staatssecretaris geloofwaardig geachte element leidt er niet toe dat er sprake is van vluchtelingschap in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM, waardoor zij niet terug zou kunnen keren naar Venezuela.
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft tegen verschillende overwegingen beroepsgronden ingediend. Deze beroepsgronden worden hieronder besproken.
Bedreigingen vanwege werk van vader
6. Eiseres stelt dat de staatssecretaris ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht dat eiseres is bedreigd vanwege het werk van haar vader. Zij heeft immers consistente en gedetailleerde verklaringen afgelegd die passen bij het beeld dat bekend is over de situatie in Venezuela, en specifiek [plaats]. De staatssecretaris heeft daarbij miskend dat eiseres zes jaar geleden nog niet op de hoogte was van de situatie, omdat haar ouders haar erbuiten probeerden te houden. Haar ouders hebben haar enige informatie gegeven op het moment dat de bedreigingen specifiek tegen eiseres waren gericht. Eiseres kon niet meer weten dan hetgeen zij verklaard heeft. Ook wordt de jonge leeftijd van eiseres miskend door de staatssecretaris, door te stellen dat eiseres ongerijmd heeft verklaard over de dreigementen. Ten aanzien van de dreigementen heeft eiseres een duidelijke verhaallijn geschetst, verklaard over wat zij heeft waargenomen en verklaard over hetgeen haar ouders haar hierover hebben verteld. Dat is terug te zien in de uitgebreide en voldoende gedetailleerde verklaringen van eiseres in het nader gehoor. Ook heeft eiseres in haar zienswijze uitgelegd dat de problemen van haar vader los staan van zijn periodieke promoties. De promoties kunnen er namelijk toe leiden dat iemand bij de politie blijft en dat was precies het doel van de leidinggevende van de vader van eiseres en zijn corrupte collega’s. Het inkomen van een politieagent is echter zo laag, dat een politieagent naast zijn werk vaak vervalt in corruptie
en nevendiensten moet zoeken om voldoende inkomen te verkrijgen. Ook heeft eiseres voldoende onderbouwd dat haar moeder is mishandeld. Zij heeft haar moeder via Facetime gesproken, waarbij zij kon zien dat haar moeder blauwe plekken en letsel op haar gezicht had. De moeder van eiseres heeft ook aangifte gedaan en eiseres heeft deze aangifte ook overgelegd. Het doel van deze aangifte was vooral om iets op papier te hebben, maar eiseres’ moeder durfde niet vrijuit te spreken. De moeder van eiseres is slachtoffer geworden van een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en daarom loopt eiseres bij terugkeer ook het risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de bedreigingen die eiseres stelt te hebben ondervonden wegens het werk van haar vader ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Eiseres heeft namelijk vaag en summier verklaard over de bedreigingen die waren gericht tegen haar vader en tegen haarzelf. Dat eiseres stelt dat ze jong was en niet alle informatie van haar ouders heeft gekregen, omdat haar ouders haar wilden beschermen, kan de rechtbank begrijpen. In een situatie als deze, waarin iemand vlucht uit zijn land van herkomst en asiel aanvraagt in een ander land, mag echter wel meer verwacht worden dan enkel vage en summiere verklaringen. Zeker nu eiseres ook aangeeft wel contact te hebben met haar ouders. Vluchten uit het land van herkomst en asiel aanvragen in een ander land is immers een uiterst middel om veiligheid te vinden. Van eiseres mag dan ook verwacht worden dat zij meer gedetailleerd kan uitleggen waarom zij uit haar land van herkomst gevlucht is en in Nederland asiel heeft aangevraagd. De verklaringen die eiseres hierover heeft afgegeven in het nader gehoor zijn onvoldoende in dit opzicht. Daar komt bij dat ook verwacht mag worden dat eiseres er alles aan doet om deze informatie van haar vader en moeder te verkrijgen. Zeker nu eiseres in Nederland wel in veiligheid verkeert kan dit van haar verwacht worden. Eiseres heeft verder ook geen documenten overgelegd die haar situatie onderbouwen. De staatssecretaris heeft het voorts niet geloofwaardig mogen vinden dat de moeder van eiseres is mishandeld wegens het werk van de vader van eiseres. De vader van eiseres doet immers precies wat zijn leidinggevende wil dat hij doet. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat het daarom ongerijmd is dat de bedreigingen van de politie nog steeds plaatsvinden. Verder heeft de staatssecretaris terecht opgemerkt dat niet kan worden vastgesteld dat de blauwe plekken en het letsel dat te zien is op de foto’s van eiseres’ moeder door de politie is aangebracht. De beroepsgrond slaagt niet.
Niet onderscheiden relevante elementen
8. Eiseres stelt dat de elementen over de politieke problemen van eiseres, de ernstige vorm van discriminatie en achterstelling en de algehele veiligheidssituatie in Venezuela (met name in de deelstaat Zulia en de plaats [plaats]) ten onrechte niet zijn onderscheiden als aparte relevante elementen.
9. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris deze elementen niet heeft hoeven aan te merken als aparte relevante elementen. Deze onderwerpen zien op de algemene situatie in Venezuela en de situatie in Venezuela specifiek voor eiseres. De staatssecretaris heeft specifiek naar de deelstaat gekeken waar eiseres vandaan komt en naar de situatie van eiseres. Het is voldoende dat de staatssecretaris deze onderwerpen meeneemt in het bestreden besluit, zonder deze aan te merken als aparte relevante elementen. De beroepsgrond slaagt niet.
Algemene situatie in Venezuela
10. Eiseres stelt dat zij, vanwege de algemene situatie in Venezuela, een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Venezuela. In Venezuela is namelijk sprake van een situatie als benoemd in artikel 15, onder c van de Kwalificatierichtlijn (15c-situatie). Met de enkele verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 22 maart 20231, heeft de staatssecretaris niet gereageerd op de door eiseres aangehaalde informatie van European Asylum Support Office (EASO), waarin wordt gesproken over een glijdende schaal met vier niveaus. Dat er sprake is van een 15c-situatie volgt volgens eiseres ook uit de door haar overgelegde informatie van Icelandic Review. Hierin staat namelijk dat een groep Venezolaanse vluchtelingen recent door IJsland is uitgezet naar Venezuela en bij terugkeer is aangehouden en afgeperst zonder enige reden.
11. De rechtbank overweegt als volgt. In de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023 is geoordeeld dat de veiligheidssituatie in [plaats], in de deelstaat Zulia, als zorgelijk moet worden aangemerkt, maar dat nergens in Venezuela sprake is van een veiligheidssituatie die zodanig ernstig is dat een persoon enkel door (fysiek) aanwezig te zijn een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM als gevolg van ernstig willekeurig geweld (15c-situatie). De Afdeling heeft geoordeeld dat er een humanitaire crisis in Venezuela is, maar dat niet aannemelijk is gemaakt dat in Venezuela sprake is van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden vanwege deze situatie dat dit in strijd met artikel 3 van het EVRM is. Daarbij heeft de Afdeling geoordeeld dat niet is gebleken dat personen die terugkeren naar Venezuela, bijvoorbeeld nadat zij in het buitenland een asielprocedure hebben doorlopen, een reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
12. Met de verwijzing van de staatssecretaris naar de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023 heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat de algemene situatie in Venezuela er niet toe leidt dat eiseres bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM zal lopen. Daarbij heeft de staatssecretaris ook in zijn verweerschrift verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 4 januari 20182, waarin is geoordeeld dat niet wordt uitgegaan van een glijdende schaal bij 15c-situaties. Met deze verwijzing heeft de staatssecretaris ook voldoende gereageerd op het rapport van de EASO wat eiseres heeft overgelegd. Ook uit de informatie van de Icelandic Review volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM. In dit artikel staat dat er een grote groep Venezolanen is teruggestuurd naar Venezuela en dat zij zijn aangehouden (soms twee dagen lang) en zijn ondervraagd. De rechtbank ziet gezien de overgelegde documenten geen aanleiding om aan te nemen, dat dit ook met eiseres zal gebeuren bij terugkomst in Venezuela. Eiseres is immers één persoon die terug keert naar Venezuela, terwijl het in de informatie van de Icelandic Review gaat over een groep van 180 personen. Bovendien blijkt uit de overgelegde informatie niet dat de betrokken personen het slachtoffer zijn geworden van een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De situatie in Venezuela is naar het oordeel van de rechtbank sinds de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling niet zodanig veranderd dat nu wel gesproken moet worden van een 15c-situatie. Verder heeft de

1.ECLI:NL:RVS:2023:1055.

staatssecretaris in zijn brief van 29 november 2023 nog verwezen naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 november 20233, waarin is geoordeeld dat om te beoordelen of er sprake is van een 15c-situatie niet enkel moet worden gekeken naar de algemene situatie in een land of gebied, maar dat ook moet worden gekeken naar individuele omstandigheden die het risico op ernstige schade verhogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris dit ook gedaan en zich daarbij op het standpunt mogen stellen dat de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd, namelijk dat zij afkomstig is uit [plaats], tegen het huidige regime is en weigert een Carnet de la Patria aan te vragen, er niet toe leiden dat het risico op ernstige schade in haar geval hoger is dan dat van andere personen. De beroepsgrond slaagt niet.
Vluchtelingenverdrag en risico op ernstige schade
13. Eiseres stelt dat zij gezien haar specifieke situatie niet terug kan keren naar Venezuela. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Venezuela heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Daarbij is het relevant dat zij bij terugkeer geen andere mogelijkheid heeft dan terug te keren naar [plaats], omdat zij daar haar netwerk heeft. Daar dreigt echter vervolging door de criminele overheidsambtenaren, waardoor de Venezolaanse autoriteiten niet in staat zullen zijn om eiseres te beschermen.
Daarbij komt dat eiseres bij terugkeer naar Venezuela ook een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eiseres is namelijk tegen het regime en valt daarmee onder paragrafen C7/36.5.1 en C7/36.5.2 van de Vreemdelingcirculaire (Vc). Verder heeft zij ook bewust geen Carnet de la Patria aangevraagd.
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom er in het geval van eiseres geen sprake is van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel een reëel risico op ernstige schade als in artikel 3 van het EVRM. Eiseres is tegen het Venezolaanse regime en wil om die reden geen Carnet de la Patria aanvragen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 20234 volgt echter dat enkel het niet aanvragen van een Carnet de la Patria onvoldoende is om aan te nemen dat een persoon in de negatieve belangstelling is komen te staan. Het is hierdoor niet aannemelijk dat eiseres in de negatieve belangstelling is komen te staan van de Venezolaanse autoriteiten. Hierdoor valt eiseres ook niet onder de risicogroepen als genoemd in paragraaf C7/36.5.2 van de Vc. Daarbij komt dat ook het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig wordt geacht. De rechtbank ziet gezien deze feiten en omstandigheden geen reden om aan te nemen dat eiseres in de negatieve belangstelling is komen te staan van de Venezolaanse autoriteiten. De staatssecretaris heeft dan ook mogen overwegen dat eiseres bij terugkeer geen reëel risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.

3.ECLI:EU:C:2023:843.

Conclusie en gevolgen
15. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het door de staatssecretaris opgelegde terugkeerbesluit is daarom in beginsel eveneens terecht opgelegd. Eiseres heeft hiertegen ook verder geen inhoudelijke beroepsgronden ingediend. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 december 2023
Documentcode: [documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.