ECLI:NL:RBDHA:2023:20300

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
SGR 23/71
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WIA-uitkering en afwijzing verzoek om benoeming deskundige in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023, in de zaak SGR 23/71, wordt de toekenning van een WIA-uitkering aan eiser beoordeeld. Eiser had een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, maar het UWV had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 51,98% per 16 maart 2022. Eiser ging in beroep tegen de wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid, die eerder was vastgesteld op 52,36%. De rechtbank behandelt het beroep van eiser, dat op 7 december 2023 is behandeld via een beeldverbinding, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser op 16 maart 2022 voor 51,98% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts B&B zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door eiser ingebrachte medische informatie adequaat is meegewogen. Eiser betwist de conclusies van het UWV en stelt dat er sprake is van wortelcompressie, maar de rechtbank volgt het UWV in zijn oordeel dat er geen overtuigende aanwijzingen zijn voor een ernstiger medische situatie dan vastgesteld.

De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,- en moet het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de zorgvuldigheidseisen die aan medische beoordelingen worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/71

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S. Bildirici),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Inleiding

Met het besluit van 14 maart 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser toegekend per 16 maart 2022 naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 52,36%.
Met het besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit I) heeft het UWV dit besluit gewijzigd en is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 49,62%. Eiser is hiertegen in beroep gegaan.
Met het besluit van 18 januari 2023 (het bestreden besluit II) heeft het UWV het bestreden besluit I gewijzigd en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 51,98%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de bestreden besluiten.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft gewerkt als Beheerder Buurtcentrum voor 37,58 uur per week. Vanaf
3 februari 2020 ontvangt eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiser meldt zich op 18 maart 2020 ziek en aan hem wordt met ingang van 17 juni 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend. Er vindt een screenende Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) plaats, waarbij uit de vragenlijst die door eiser zelf is ingevuld naar voren komt dat hij recent een herniaoperatie heeft ondergaan. De verzekeringsarts neemt aan dat eiser nog in de herstelfase is van deze ingreep en nog niet voltijds belastbaar is. De uitkering wordt voortgezet.
2. Eiser heeft op 8 december 2021 een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 16 maart 2022 voor 51,98% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om met ingang van die datum een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV heeft het bestreden besluit II gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 16 januari 2023.
4. Het UWV heeft de medische beoordeling gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 19 oktober 2022.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt zich op het standpunt dat
het onderzoek van de verzekeringsarts onzorgvuldig is. De verzekeringsarts had breder onderzoek moeten doen en niet enkel de conclusie van neurochirurg Kloet moeten overnemen. Uit de medische stukken blijkt genoegzaam dat eiser heftige en levensontwrichtende klachten heeft. Uit de informatie van Kloet kan niet overtuigend worden afgeleid dat er geen sprake is van wortelcompressie. Sterker nog, de neurochirurg heeft er belang bij dat medisch gezien wortelcompressie wordt uitgesloten. Volgens eiser is er weldegelijk sprake van een wortelcompressie. Hij voelt immers dezelfde klachten als voor de operatie in 2019 en toen was er duidelijk sprake van wortelcompressie, zie in dit verband de brief van neurochirurg Hoffmann van 9 januari 2019. De geclaimde klachten en de ernst hiervan zijn wat eiser betreft gelet op het aantal door eiser ondergane operaties aannemelijk gemaakt. Uit het dossier blijkt genoegzaam dat de klachten in ieder geval sinds 2019 aanwezig zijn. Hiernaast blijkt uit de brief van Kloet (
de rechtbank begrijpt: de brief van De Ruiter van 28 maart 2022) dat er geen chirurgische mogelijkheden meer zijn. De behandeling bij de pijnkliniek heeft eveneens niet geholpen, zodat de conclusie niet anders kan zijn dan dat de rugklachten van eiser een duurzaam karakter hebben. Eiser stelt zich eveneens op het standpunt dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Uit de medische stukken blijkt duidelijk dat de klachten die eiser met of zonder de diagnose van wortelcompressie ervaart identiek zijn, zodat logischerwijs verdergaande beperkingen hadden moeten worden vastgesteld. Ter zitting voert eiser aan dat de MRI-scan geen volledig beeld geeft omdat hij dan ligt, waardoor er minder druk is. Als eiser ligt ervaart hij minder pijn dan als hij staat of loopt. Daarnaast is eiser de mogelijkheid ontnomen om een second opinion uit te laten voeren. Verder blijft eiser zich op het standpunt stellen dat in dit geval een urenbeperking dient te worden toegepast. Bij de EZWb heeft de verzekeringsarts Kromokarijo in verband met de zwaar belastende activiteiten een urenbeperking toegepast. Dit is volgens eiser vanwege preventieve motieven toegepast. Wat eiser zo bevreemdt, is dat de verzekeringsarts in bezwaar de overwegingen van Kromokarijo niet meeweegt in de beoordeling van de urenbeperking. Ter zitting wijst eiser erop dat zijn knieklachten, schouderklachten, diabetes en psychische klachten ook een belangrijke rol spelen. Mocht het UWV het standpunt van eiser niet delen, dan verzoekt eiser om een onafhankelijke verzekeringsarts te benoemen, die objectief medisch advies kan geven. Eiser doet een beroep op het Korošec arrest, onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 juni 2017. [1]
6. De arbeidsdeskundige heeft eiser geschikt bevonden voor functies met VMBO-niveau, omdat hij over VMBO-niveau zou beschikken. Hij heeft enkele jaren LTS gedaan en heeft geen VMBO opleiding afgerond. Eiser stelt zich daarom op het standpunt dat de functies waarbij VMBO-niveau is vereist niet passend zijn. Dat is in ieder geval de functie Monteur reparatie smartphones en/of tablets. Ook is deze functie volgens eiser niet geschikt vanwege het klantcontact. Ter zitting voert eiser aan dat de functie Medewerker binderij, drukkerij niet geschikt is omdat in die functie gebruik moet worden gemaakt van een trapje in verband met het aandraaien van de pers. Eiser vermoedt dat er dan gebruik moet worden gemaakt van beide armen en handen.

Wat vindt de rechtbank

7. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft het beroep gericht tegen het bestreden besluit I van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit II. Niet is gebleken dat eiser nog belang heeft bij inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I, zodat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk zal verklaren. De rechtbank zal hierna beoordelen of het bestreden besluit II berust op een deugdelijke grondslag.
8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 51,98% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 16 maart 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 16 maart 2022 51,98% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Zij heeft de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in haar beoordeling. Daarnaast heeft de verzekeringsarts B&B informatie opgevraagd bij de behandelaren en deze bij de beoordeling betrokken. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 16 maart 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft in de bezwaarfase beperkingen aan de FML toegevoegd. In haar rapport van 19 oktober 2022 heeft de verzekeringsarts B&B dit toegelicht. Aan de FML is toegevoegd dat eiser moeite heeft met sterk wisselende omstandigheden. Daarnaast is een beperking toegevoegd voor overmatig contact met longprikkelende stoffen, gassen en dampen. Dat eiser vanwege klachten aan zijn enkel niet de hele dag kan lopen is al voldoende in de FML tot uiting gekomen volgens de verzekeringsarts B&B. Ten aanzien van de rugklachten van eiser stelt de verzekeringsarts B&B dat uit de verkregen informatie van specialisten, met name uit 2022, blijkt dat er nog afwijkingen zichtbaar zijn, maar dat er geen sprake is van wortelcompromittering. De aanhoudende heftige klachten en het geclaimd onvermogen kunnen met de recente bevindingen van de specialist niet geheel worden verklaard en onderbouwd. Volgens de verzekeringsarts B&B komt in de FML voldoende tot uiting dat eiser is aangewezen op rugsparende arbeid met vermijden van langdurig staan, langdurig aaneengesloten statisch zitten, overmatig veel tillen en dragen, en het ondergaan van forse trillingen en stoten. De verzekeringsarts B&B voegt in de FML ook beperkingen toe ten aanzien van reiken, buigen en autorijden. Er is geen aanleiding voor een urenbeperking omdat er niet wordt voldaan aan de criteria uit de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid. Eiser heeft geen aandoening die een stoornis in de energiehuishouding veroorzaakt. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B hierin volgen.
12. Eiser heeft met zijn beroepschrift van 3 januari 2023 brieven van behandelaren overgelegd. Het UWV geeft in het verweerschrift aan dat er geen sprake is van nieuwe medische informatie. De rechtbank kan het UWV hierin volgen. Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van 19 oktober 2022 blijkt dat de brieven van de behandelaren al bij de beoordeling in bezwaar betrokken zijn.
13. De rechtbank heeft het UWV verzocht de verzekeringsarts B&B een nadere toelichting te laten geven op de interpretatie van een aantal in het dossier aanwezige brieven van behandelaren. De rechtbank heeft specifiek gevraagd om een nadere toelichting met betrekking tot de verhouding tussen wortelcompressie en wortelcompromittering. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat er een scan is gemaakt van het lagere deel van de ruggengraat. Hierbij is een lichte verschuiving van wervels gezien, waarbij er een zenuw wordt geraakt. Dat is rechts ongewijzigd en links iets toegenomen. Er is geen vernauwing van het kanaal in de ruggengraat. Er is laag in de rug een situatie na een operatie. Uit de informatie van de neurochirurgen blijkt dat in 2021 geen overtuigende wortelcompressie of wortelcompromittering is vastgesteld. Uit de informatie uit 2022 blijkt compressie wortel L5 links en rechts waarbij de compressie rechts ongewijzigd lijkt en links lijkt toegenomen. Er is nog immer geen overtuigende wortelcompromittering volgens de verzekeringsarts B&B. Eiser heeft rechts uitstraling en links geen klachten. Dit spreekt de gevonden afwijkingen tegen omdat rechts minder wordt gezien dan links. Bij het lichamelijk onderzoek is er geen positieve Lasègue (links geheel niet en rechts bij 80 graden klachten). Zowel de bevindingen bij lichamelijk onderzoek als de MRI laten geen overtuigende wortelprikkeling/wortelcompressie/wortelcompromittering zien. Er is overigens ook geen indicatie voor een operatieve ingreep. Op de vraag van de rechtbank of het wel zichtbaar zijn van wortelcompromittering zou leiden tot de conclusie dat er meer en/of zwaardere beperkingen zijn reageert de verzekeringsarts B&B met een ontkennend antwoord. Er zijn forse rugbeperkingen aangenomen. Met de beperkingen is rekening gehouden als ware er geringe compromittering van links meer dan rechts, dus met de beschreven afwijkingen en de bevindingen bij lichamelijk onderzoek. Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat er bij eiser geen sprake is van ernstige zenuwproblematiek, geen zenuwbeknelling, maar wel een raakpunt. Er zijn forse beperkingen aangenomen om specifieke rugbelasting te beperken, waarbij rekening is gehouden met de aanwezigheid van zenuwcontact, niet ernstig, gelet op de afwezigheid van hierbij passende bevindingen bij lichamelijk onderzoek.
14. De rechtbank heeft eiser om een nadere toelichting gevraagd met betrekking tot de operaties aan zijn rug die hij heeft ondergaan. Eiser geeft aan dat hij in totaal drie operaties heeft ondergaan. De eerste operatie vond plaats in Turkije. In verband met persisterende klachten liet hij zich op 8 september 2020 in Nederland opereren door Kloet. Deze operatie was mislukt, omdat men op de verkeerde plaats heeft geopereerd. Nadat Kloet hier achter kwam heeft hij eiser voor de tweede keer geopereerd op 23 november 2020. Volgens eiser blijkt uit de brief van Kloet van 9 maart 2021 dat er nog steeds sprake is van een uitstulping. Dat lijkt de oorzaak van de ervaren klachten. Uit de brief blijkt volgens eiser ook dat wortelcompressie aanwezig lijkt, omdat de neurochirurg de pijnpoli vraagt om de wortel L5 rechts te blokkeren. Uit de brief van Kloet van 9 april 2021 blijkt volgens eiser dat de HNP niet volledig verwijderd is en daarom klachten ongewijzigd aanwezig zijn. Uit de brief van Bergman Kliniek blijkt dat zij niet bereid waren om tijd te steken in een second opinion. Volgens eiser blijkt uit de brieven van Kloet dat de verzekeringsarts B&B verdergaande beperkingen dient te stellen.
15. In een reactie hierop wijst het UWV erop dat de datum in geding 16 maart 2022 is. Het UWV geeft daarom aan dat zij meer waarde hechten aan de brieven van neurochirurg De Ruiter van 21 en 23 maart 2022 en het lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts op 7 februari 2022, dan aan de brieven van neurochirurg Kloet van 9 maart en 9 april 2021.
16. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd dat er geen aanleiding is voor meer beperkingen in de FML. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 16 maart 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Verzoek om een deskundige
17. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens overweegt in het arrest Korošec [2] dat het beginsel van equality of arms vereist dat elke partij een redelijke kans of gelegenheid krijgt om haar zaak te bepleiten zonder dat er sprake is van een substantieel nadeliger positie ten opzichte van de tegenpartij. De CRvB heeft in de uitspraak [3] naar aanleiding van het Korošec-arrest geoordeeld dat de rechter allereerst de zorgvuldigheid van het onderzoek beoordeelt. Vervolgens is het aan de rechter om een partij, zo nodig, compensatie te bieden wanneer zij niet in een gelijke positie verkeert ten opzichte van de wederpartij. Als eiser door de gemotiveerde betwisting twijfel heeft doen ontstaan aan de medische beoordeling, kan daarin reden bestaan een (medisch) deskundige te benoemen. Uit de rechtsoverwegingen 10 tot en met 16 volgt al dat de rechtbank van oordeel is dat het medisch onderzoek van het UWV zorgvuldig is geweest en dat er inhoudelijk geen aanleiding bestaat om het standpunt van de verzekeringsarts B&B niet te volgen. Verder vindt de rechtbank dat eiser voldoende ruimte heeft gehad om de juistheid van de medische beoordeling door het UWV te betwisten. Hij heeft van die ruimte gebruik gemaakt door brieven van behandelaren over te leggen. Er is dus voor de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. In de beroepsfase heeft de arbeidsdeskundige B&B naar aanleiding van de beroepsgronden van eiser opnieuw de geschiktheid van de functies beoordeeld. De arbeidsdeskundige B&B heeft de functies Lader, losser (sbc-code 111220) en Productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) laten vervallen vanwege overschrijding van de belastbaarheid van eiser op FML-item 5.7.1 (boven schouderhoogte werken).
De volgende drie van de in bezwaar geduide functies zijn overgebleven.
Het gaat om:
- ( sbc-code 267032) Monteur reparatie smartphones en/of tablets;
- ( sbc-code 111160) Textielproductenmaker (excl. vervaard. textiel);
- ( sbc-code 268030) Medewerker binderij, drukkerij.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport van 16 januari 2023 voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies passend zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Ten aanzien van het standpunt van eiser dat hij voor de functie Monteur reparatie smartphones en/of tablets niet over het juiste opleidingsniveau beschikt stelt de arbeidsdeskundige B&B dat het gevraagde opleidingsniveau voor deze functie opleidingsniveau 2 is. Eiser voldoet aan dit opleidingsniveau omdat hij basisonderwijs en enkele jaren vervolgonderwijs heeft gevolgd. Gelet op de toelichting van de verzekeringsarts B&B in de FML wordt de belastbaarheid van eiser op het aspect klantcontact niet overschreden omdat klantcontacten in deze functie oppervlakkig en/of kortdurend zijn. Over de functie Medewerker binderij, drukkerij stelt de arbeidskundige B&B dat werken boven schouderhoogte incidenteel voorkomt. Door gebruik te maken van een trapje wordt de activiteit niet meer boven schouderhoogte uitgevoerd. De rechtbank vindt dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 16 maart 2022 met de middelste van de drie geduide functies 48,02% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 51,98% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 16 maart 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor 51,98% arbeidsongeschikt is.
22. Het beroep tegen het bestreden I is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het bestreden besluit II is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
23. In de toepassing van artikel 6:19 Awb ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep heeft gemaakt. Voor de bijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en is verschenen ter zitting. Per handeling wordt een vergoeding toegekend van € 837,-. De proceskostenvergoeding wordt daardoor € 1.674,-. Ook moet het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan op 21 december 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.ECLI:CE:EHCR:2015:1008JUD007721212, Korošec.
3.CRvB van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.